Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 3 mei 2025
En, met een sarcastisch-minachtend gegrinnik zijn gezegde bekrachtigend: Gij...ij denkt toch niet da...at ik zou proeven va...an wat ze ginds de zwa...arte kost noemen' De zwarte kost!... Onthutst had Eulalie hem aangekeken. Wat was Dat?... wat betekenden die zonderlinge woorden?... Maar plotseling had ze begrepen en was zo rood als een pioen geworden.
Er is van alles in dit morgenconcert, gekakel, geknor, gekras, gegrinnik, geblaf en bijna "gepraat", als men dat zoo noemen mag, dat de reeks van al deze verschillende geluiden besluit. Het zijn de apen, die op deze wijze het begin van den dag in het woud begroeten.
Eerst hoorde hij klachten over de zwaarte van den emmer, wat hem volstrekt niet verwonderde; daarna hoorde hij gegrinnik en gelach van twee personen en weldra ging het vrij vlug naar boven. Ten slotte kwam zijn hoofd boven het lage muurtje uit en juist wilde hij zijn eene arm uitsteken om zich vast te grijpen, toen de twee aan het windas hem in de gaten kregen.
Krasser inspecteerde de kachelpijp en de schuif, keek in den kolenemmer, deed den turfbak open, overtuigde zich van den voorraad turf en blokjes, nam uit zijn hoornen doos een snuifje en maakte de geestige opmerking, "dat het geen zomer was," een aardigheid, die bij van Blaak een gegrinnik uitlokte en Keesje de gedenkwaardige woorden deed fluisteren: "Als hij van achteren braadt, is hij van voren nog koud."
Ik breng ze te Uskub naar den apotheker van de politie, om te laten uitmaken, dat er uit dit vergift-zakje in de ommelet gedaan is. Maar het is toch nu volkomen onnoodig om dat te laten uitmaken! Volstrekt niet. Ik wil daarmee een eind maken aan uw onbeschaamd gegrinnik. Wij hebben niet gelachen! Lieg niet! Gij maakt daarmee de zaak slechts erger. Wij moesten over dat Karanorman Khan lachen.
Meester De Vreught, om geen enkel woord te verliezen, zat gans voorovergebogen, met de rechterhand rechtsvormig aan het oor, het aangezicht verwrongen door een gegrinnik van inspanning, dat langs de ene zijde van zijn scheefgetrokken mond zijn brokkelig, vuilgeel gebit ontblootte.
Wat vooral vreeselijk was, dat was dat de zieke te midden van een ontzettend gejank van jakhalzen, van een gemauw van tijgerkatten, van een gegrinnik van hyena's den roman, door zijne ijlhoofdigheid opgewekt, onbewust, onafgebroken voortzette en eindelijk een geweerschot meende te hooren, dat door eene diepe stilte opgevolgd werd.
Een hoofdschuddend gegrinnik; geen antwoord. O, 't zijn kijkers, hinderaars. Ik haast me weer naar binnen. Te laat: de lekkere vischschotel is verdwenen. Daar zijn er nog twee. Die komen toch wel zeker om te helpen, want de een loopt snuffelend als een speurhond rondom den wagen, terwijl de ander, met zijn handen, de voorbanden nog platter drukt.
"Ja, zie je" begon hij zich nu gejaagd te verontschuldigen met eerst telkens pauzes van confuus gegrinnik "zie je, 'k had 't je ommers beloofd, hè ... da'k je 's me fijnste handschrift zou sture... Hè je die eerste letters gezien?... en dat adres, hè?... zoo allegaar uit de vrije hand ... op logement in me leege ure getrokke ... En heelegaar zèlf, hoor ... heelegaar zèlf .... geen mensch an geholpe ... of doch je van niet? ... want die rekweste-schrijver leit tegeswoordig ommers op 'n ander logement... Ik kòn 'm niet eens, die man, toe 'k je schreef ... nee, en toe 'k 't 'm liet zien, toe zeit ie: 'k ben d'r jaloersch op zooas jij toch ken schrijve ... want 't is twee droppels water mijn eigeste hand, maar alleenig veel fijnder ... nòg fijnder ... nog nobelder... Ja, dat zei d'ie, dat 't nobelder was dan zijn hand!... Nou, en hoe von jij 't dan nou?.. want je zeit niks... Waarom zèg je nou niks?... 'k Hè je toch niet beleedigd?... Of was 't je te amekaal van zoo'n schooier, van zoo'n brok vuil, hè ... da 'k je 'n brief schreef, zooas tie uit mijn zondige hart op was geweld?... Want me laaste ademtocht ... hè ... me doodsnik ... da' weet je ... de kreet eener stervende, wiens misdadige ziel opstijgt voor de vierschaar ... van de Natuur Nou dach jij da 'k me daar ging versmoeze .... da 'k as verwoed atheïst me steke liet valle ... Maar valt 't je mee ... zeg ... valt 't je mee van Racier dat-ie nog net op 't laatste nippertje Gods's naam in het geslikt en me eigeste geloof hoog heb gehouwe?... Want jij sn
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek