Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juli 2025


Fransoo maalde koffie, en Pallieter zette de tafel onder het glazen dak, om den regen er te hooren opbonken. Tegen het glas, langs binnen had een knokige druivelaar zich opgewerkt, en spreidde er nu een weelde van blad en vruchten uit. Och! een vracht van over de honderd purpele druiventrossen, met vruchten groot als duiveneieren! Hei, wat nen boom!

Charlot was met Marieke in den hof eieren en oranjeappelen aan 't verbergen, die de kinderen van Fransoo straks, als de klokken weerom zouden luiden, mochten komen zoeken. Pallieter had gisteren al die eieren geschilderd.

"Elke lek dien er oep valt is lijk ne meskeskus zoe zuut," zei Pallieter, en hij liet zijn wit hemd maar nat worden; 't was een weldaad. "Mor wor gade nu iest oep weg?" vroeg Fransoo. "Nor daar waar mijn klep wijst," zei Pallieter en hij wierp zijn klak in de lucht, die terug neerviel met de klep naar zuidoost wijzend. "Nor de zonstreek!" juichte Pallieter. "En dan?" vroeg Fransoo.

Beiden zwegen, bleven staan en zagen naar den honingpot. Was die pot nu maar leeg. "Kom," zei Fransoo "lot ons oep 'n hoef ne pot hale." "Allé dan!" en zij rolden het tonneken over den witten weg. Zij kwamen aan een korenplek, half afgemaaid, en ginder in den elzenkant zaten er pikkers en bindsters hunnen vier-uren-koffie te schoven.

Ze bracht het bier op een tinnen schenkbord, en maar juist had ze zich omgedraaid of ze waren leeg, en Fransoo vroeg er twee met Faro in. Loebas kreeg een emmer water en lei zich hijgend op den grond. Het was hier waarlijk een schoon gezicht. De velden en weiden zakten langzaam naar de Nethe, en daarover, klaar in de zon, lag "De Reinaert" van Pallieter, 't Begijnhof en de groote velden.

En dan reed hij op het blauw hondenkarretje naar den meulder van over de Nethe om een zak graan en een halve zak terwe. Die meulder was de vader van Fransoo, de landschapschilder, Pallieters beste vriend. Loebas baste van vreugd, en liep met korte, rappe stapkens.

Zoo lieten ze zich mee naar Fransoo drijven om bij hem de uitvaart te vieren van den winter, die nu uitlekte in zoet muziek en stralende perelen. Als al de sneeuw en het ijs gesmolten waren, dook de zon weer weg en zemelde het twee weken een fijnen, killen regen.

En overal hong het hevige licht van de zon als kransen rond, rond de aren, de boomen en de gebogen menschen, en de hitte bibberde daarboven altijd eender als een zenuwachtig water. Pallieter en Fransoo waren uitgeklapt en zwegen.

"Wa 'da' ze toch verzinne, Bruur," zei Fransoo. "Ja," zei Pallieter, "as ne mens ni mier 'n pop kan spele, dan spele ze ons Luverijke." En zie! op nen één-twee-drij scharde Charlot alles van tafel, en droeg het verontwaardigd naar haar kamer. Zij riep: "Nij krijgde niks, en 'k laat niks ni meer zien!"

Pallieter nam er een voor Fransoo zijn vriend, den schilder, en een voor het arme Gasthuizeken, ook aan den anderen kant der Nethe gelegen. Hij vaarde een heel eind met het schuitje het water op, en stak toen over, lei zijn boot vast, en met een pot op zijn schouders en met een pot in zijn arm, stapte hij den malschen klimmenden wegel op, en floot een scherp deuntje.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek