United States or Yemen ? Vote for the TOP Country of the Week !


De schuldigen zijn gestraft en alles is schijnbaar rustig nu; maar ik vrees dat er een geest van verzet rondwaart.... Jou missen Elze, wil ik niet; en mijn plicht als zoon van mijn vader moet ik doen.... Zie, dit doet me soms nadenken; en mijn gedachten kan ik je niet altijd zeggen.... Ze zouden je leed doen. Elze zweeg.

Ze nam de wonderbloem, die ze onder haar hoofdkussen verborgen had, en lei die op haar borst. Weldra voelde ze haar leden koud en stijf worden, en verloor het bewustzijn. Toen ze ontwaakte, was het ernstige gelaat van den Boschgeest over haar heengebogen. Arm kind! zei hij. Nu ik alles weet, eer ik uw moed en uw verstand. Ge doet een goede daad. Ik ben nu dood! zei Elze, en zag om zich heen.

Ziet ge mannen! riep ze met luide, trillende stem: dit zijn uw kinderen, die me liefhebben! Leve onze lieve prinses Elze! juichten de kinderen, haar rijtuigje volgend, en met de nu bloesem-looze bloemen-takken wuivende, terwijl de menigte zich verstrooide. Zij is toch wel waarlijk een koningin? mompelde een der ontevredenen, terwijl hij naar den grond zag. Elze was diep bedroefd.

Ze lette op, of de oude koning veranderde in zijn gedrag tegenover haar; maar vond alleen dat hij nog vriendelijker en zachter voor haar was dan vroeger. Eindelijk vroeg ze den prins naar de reden van zijn somber gezicht; maar hij streelde haar over het glanzende haar, en kuste haar teeder, zeggende: Laat ik je niet vermoeien met zaken. Elze was daar niet mee tevreden.

Volg me, en deel ons maal, als 't u niet te eenvoudig is. Toen volgde de prins den ouden man in het huisje. Zwijgend gebruikten ze het sobere maal. De prins sprak niet. Alleen Elze vroeg met korte zinnetjes haar vader allerlei dingen, die den prins voorbij gingen. Het is vroeg donker! zei eindelijk met nadruk de oude man, terwijl hij opstond. Ja, antwoordde de prins. Ik moet gaan! Waarheen?

Toen vertelde de prins alles: zijn kinderjaren, zijn jeugd, en zijn vlucht uit het paleis van zijn vader, den koning. Ge zijt dus prins Ando, zei somber de oude man. Wat wilt ge nu? Dat Elze mèt mij gaan zal, en dat gij ons geleiden zult naar mijn vader, bij wien ik uw dochter zal brengen als mijn vrouw.

Een vierde prees haar tanden, en haar kleine handjes en voetjes; maar Elze voelde het valsche van hun lof. Ze werd ongeduldig; en haar nog losse haren als gouden manen schuddende op haar rug, zag ze rond, en wenkte een stil meisje dat niet mee gesproken had, en zich achteraf hield.

Eilacie! Tentatie Dient ijlings ontsneld; Op dralen Rijmt falen; Dra struikelt die helt! Vast sling'ren Zijn ving'ren Om 't lijfjen zich heen, Hij kust, zij kust weder. Ach! waren ze alleen! Maar gluipen, Maar sluipen Die vroolijke twee, Maar rijden, Maar glijden Zij niet naar de steê? Zij komen Vernomen Door hem noch door haar; 't Zijn Govert en Elze; hoe schatert het paar! "Wel, zwager!"

Kom mee, buiten op de bank, in de zon. 't Is daar heerlijk nu. Samen gingen ze zitten op een bank voor het huisje, terwijl de witte duiven om hen heen dwaalden, en hun best deden om door Elze opgemerkt te worden. Nog altijd zweeg de prins. Maar zèg dan toch eens iets! riep Elze eindelijk. Ik moet zooveel denken! Denk dan maar hardop.... Als 't stil is hoor ik mezelve zoo!... Woon je hier altijd?

Toen Elze, aan de zijde van haar gemaal, langs de diep buigende dames naar het altaar ging, trof een zacht gemompeld woordje haar, als een scherpe pijl, die door haar geluk heendroeg, en haar hart wondde. Een der eeredames had "boschvrouwtje" gefluisterd. Elze werd bleek; toen, haar man, den prins, aanziende, hief ze haar hoofd fier op, denkende: wat kan mij treffen, als hij mij beschermt...?