Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juli 2025


TITUS. Haar doodde ik, om wier lot ik blind mij kreet. 'k Ben even weevol als Virginius was, En heb wel duizendmaal meer grond dan hij Tot zulk een wandaad; en ze is nu gedaan. SATURNINUS. Wat! werd ze onteerd? O meld mij, wie dit deed! Neem nog wat spijs! TAMORA. Waarom versloegt ge uw een'ge dochter dus?

SILVIA. 'k Ben geen gebiedster, zulk een dienaar waardig. 106 PROTEUS. Ik, eed'le jonkvrouw, ben te onwaardig dienaar, Dan dat uw hoogheid mij een blik vereer'. VALENTIJN. O, staakt dit spreken van onwaardigheid! Neem, eed'le jonkvrouw, hem als dienaar aan. PROTEUS. Mijn een'ge roem zal wezen, u te dienen. SILVIA. Geen dienaar derft zijn loon.

ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Uw zusters zuster! LUCIANA. Mijne zuster! ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. O! Gij zijt het zelf, gij, leven van mijn leven, Oog van mijn oog, mijns harten hart, mijn streven, Mijn hoop, mijn heul, mijn heil, mijn een'ge have, Mijn aardsche hemel, een'ge hemelgave! LUCIANA. Dat alles is mijn zuster, moest het zijn.

Apollo, Pallas, Jupiter, Mercurius, Beziel mij, dat ik 't wanbedrijf ontdekk'! Zie hier, mijn broeder; zie, Lavinia, zie; De zandplek hier is vlak en effen; kunt gij, Zoo doe dit na. Zoo heb ik hier mijn naam Geschreven zonder een'ge hulp der handen. Gevloekt zij hij, die tot den vond ons dwong! Schrijf gij nu, lieve nicht; onthul ons eind'lijk, Wat God ter wrake wis onthuld wil zien.

AARON. Ik spoed mij, Andronicus; en welras Zult gij uw beide zoons weer bij u zien. O, die schurkenstreek Laaft, voedt mij reeds, nu ik er slechts aan denk! Dat goeddoen narren, bidden blanken sticht'; Doch Aarons ziel zij zwart als zijn gezicht! TITUS. O, hier hef ik deze eene hand ten hemel, En deze zwakke stomp hang' neer, ter aard. Heeft een'ge macht met arme tranen deernis, Die roep ik aan.

DROMIO VAN EPHESUS. Ik ook niet, heer. ÆGEON. Gij kent die zeker. DROMIO VAN EPHESUS. Nu, heer, even zeker ken ik ze niet; en wat ook iemand u moge ontkennen, gij zijt nu gebonden om hem te gelooven. ÆGEON. Mijn stem zelfs niet! O, wreede macht des Tijds! Hebt gij in zeven jaar mijn arme tong Doorboord, gesplitst, zoodat mijn een'ge zoon Den zwakken toon niet kent mijns schorren kommers?

Grootvader had u lief, En vaak liet hij u dansen op zijn knie, Zong u in slaap, zijn trouwe borst als kussen; En vele dingen heeft hij u verteld, Geschikt en juist gekozen voor uw jonkheid; Herdenk dit en vergiet, als minnend kind, Dan een'ge droppen uit uw teed're bron, Want vriendlijk heeft natuur als wet gesteld, Dat in het leed een vriend zijn vriend verzelt; Zeg hem vaarwel, vertrouw hem aan zijn graf, Bewijs dien liefdeplicht en neem dan afscheid.

ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Begeef u oogenblikk'lijk naar de haven, Want waait er een'ge wind van land naar zee, Dan blijf ik in deez' stad geen nacht meer over; Steekt eenig schip in zee, zoek me op de markt; Ik loop daar op en neer, totdat gij komt. Kent ieder ons, wij niemand, dan, voorwaar! Is vluchten best en blijven vol gevaar.

DROMIO VAN EPHESUS. 'k Heb een'ge merken op mijn bol van u, En enkele op mijn rug van de eed'le vrouw, Maar van u beiden saam geen duizend merken. Doch gaf ik, wat ik kreeg, u weer terug, Misschien waar' 't ras met uw geduld gedaan. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Van de eed'le vrouw? zeg, vlegel, welke vrouw?

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek