Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juli 2025
In het midden der 16e eeuw kent John Coke hen nog als The Nyne Worthyes, The debate betwene the Heraldes, ed. L. Pannier et P. Meyer, Le debat des hérauts d'armes, p. 108 § 171. La Curne de Sainte Palaye, II p. 88. Deschamps, no. 206, 239, II p. 27, 69, no. 312, II p. 324, Le lay du tres bon connestable B. du Guesclin.
"Juist," hernam de Leeraar: "navita de ventis, de tauris narrat orator; doch ik luister aandachtig naar hetgeen ik van Ed. te vernemen heb." "Mij dunkt, dat dit nogal klaar is: wat was het onderwerp van ons laatste gesprek? waarover hebben wij dezen nacht gepeinsd en nagedacht? wat is hier gaande?"
De laatste liet zelfs de spreuk der wrake der woestijn hooren: Ed dem b'ed dem! Bloed voor Bloed! Ik heb gezworen den dood mijns vaders te wreken, en ik moet mijn woord houden. Wanneer gij morgen niet meegaat, dan vertrek ik alleen. Ik heb geen rust voor ik den moordenaar mijn mes in het hart heb gestooten! Dat klonk woest en onmenschelijk.
Hij liet zich bij die gelegenheid ontvallen, dat UEd. het zeker waart, die den Heer Hoofdschout tegen hem had opgezet door de zaak te verdraaien. Daaruit nam ik aanleiding om UEd. te houden voor dengenen, die mijne voorspraak bij Z.-Ed.-Gestr. waart."
Met het oordeel van Coen stemde Lam volkomen in. Aan de bewindhebbers schrijft deze: "Mijne Ed. Heeren staet te considereren ende rijpelijcke toverwegen hoe hoognoodigh het is de tocht naar Manilla van jaer tot jaer werde gecontinueert" ; niet alleen, zooals hij zegt, om de schade, die men daardoor aan den handel te Manila toebracht en omdat men op die wijze de Chineezen dacht te dwingen de vaart op de Philippijnen te staken en die naar Bantam te verplaatsen, maar ook omdat hij daarmee allen toevoer naar de Molukken hoopte te beletten. Dat hij hierdoor ook Manila zelf trof en dat dit, wat trouwens van zelf spreekt, juist in zijne bedoeling lag, zegt hij duidelijk in een brief aan de bewindhebbers, waarin hij meedeelt, dat twee Hollandsche schepen vóór Manila kruisten om de jonken aan te halen, wat, zoo schrijft hij, van belang is, omdat uit de groote tollen, die de Chineezen betalen, de Spanjaarden hun voornaamste inkomsten putten nl. 150.000 realen van achten buiten de 250.000 realen die het hoofdgeld der Chineeschen inwoners hun opbrengt, terwijl bij dit laatste nog niet eens is gerekend, hetgeen de winkelhouders nog moeten betalen. "De Chineezen", gaat hij voort, "zijn te Manila over de 30.000 sterk en betalen in alles wel 500.000 realen van achten" . Van de twee schepen, waarover Lam hier spreekt, kan ik er slechts één noemen, namelijk De Oude Son, die wij in het vorige hoofdstuk hebben verlaten op weg naar Cochin-China. Na gezamenlijk met De Galjas een vergeefsche poging te hebben aangewend om een kraak, die naar Macao bestemd was, buit te maken, voer den 9en Maart 1618 De Oude Son opnieuw naar Manila, terwijl De Galjas den 28en Maart naar Cochin-China zeilde. Dezen keer was De Oude Son gelukkiger. Den 4en Mei veroverde zij een groote Chineesche jonk, den 8en Mei nog een en kort daarop nog zes kleine, waarna het met dezen rijken buit, waarvan de waarde f
In de 12de eeuw zegt een schrijver: "Wij stonden op het dak van het paleis te Darzin, en wij zagen een groot aantal dorpen, die bijna elkander raakten en heerlijke geuren verspreidden. Zein ed Din maakte de opmerking, dat Fars een groot en vruchtbaar land was en dat hij het geheel had doorreisd, maar dat hij zweren kon in heel Fars niet zulk een mooi plekje te hebben gezien."
Eigenaardigheden van den bewerker, als het herhalen der slotwoorden van een vers in den aanvang van een volgend vers, vindt men zoowel in de verworpene als in de voor echt erkende deelen. 4o. Legt men den door V. gebruikten maatstaf aan andere deelen van het gedicht, door hem voor echt gehouden, dan moet er nog veel meer geschrapt worden. Ed. VERDAM, vs. 74-6, 95-116, 319-340.
Maar toen wij troepen te Pandsjgoer hadden liggen, en de razzia's ondragelijk werden, gaven wij Zijner Majesteit Nasr ed Din in overweging, het nog onbepaalde gedeelte der grens definitief vast te stellen, terwijl wij terzelfdertijd de quaestie van Koeak zouden oplossen.
Ik ben al meer dan eens bij den Onderschout over de zaak geweest; maar die wil er niets aan doen, en zegt, dat hij wel dagwerk zou kunnen krijgen van al de meisjes op te zoeken, die de Breeveertien op zijn." "Nu," zeide ik, "zoo de Onderschout u niet wil voorthelpen, waarom zijt gij dan niet tot mijn vader gegaan?" "Tot den Ed. Gestr. Heer Hoofdofficier!
"Honderd Zeeuwen!" herhaalde mijn vader: "hier moet een misverstand plaats hebben: dat geld komt van mij niet: en ik betwijfel, of mijn zoon ook genoeg bij kas is om zulke munera weg te geven." "Eilieve, Ed.-Gestr. Heer!" hervatte de poëet: "UEd. drijft het al te verre. Zulk een edele wijze van schenken verhoogt de waarde van het geschonkene."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek