Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 mei 2025


Hij hief het hoofd op en beschouwde met zekere onaangename verrassing deze slechtgekleede vrouw. Zonder op te staan, zeide hij: "Komt gij om werk op de fabriek, vrouw? Bied u morgen op het bureel aan; ik zal zien of er plaats is voor u. Nu kan ik u dit niet verzekeren." "Ik wenschte M. Damhout te spreken," stamelde de vrouw. "M. Damhout? Die ben ikzelf."

Nu Adriaan Damhout geheel buiten gevaar was geraakt, oordeelde de dokter, dat het tijd was om zijne neergedrukte krachten allengs een beetje te herstellen. Hij zeide dus op zekeren Maandag tot de vrouw, dat zij eene sterke soep van ossenvleesch moest koken, en hem daarvan nu en dan een kopje moest te drinken geven. Groot was de verlegenheid en het verdriet van bazin Damhout.

Als zij zal zien, hoe hare broeders en zusters geld in overhoop winnen, zal zij van zelve op eene fabriek willen werken." Nadat hare buren waren weggegaan, overpeinsde vrouw Damhout zeer lang de woorden van Wildenslag. Zij wist niet waarom de vrees, dat Lieveken op eene fabriek kon gaan, haar ontstelde.

Wat zou men den zoon van Damhout kunnen geven? Gij weet dat ik zijne ouders wil beloonen?" "Het derde gedeelte, mijnheer; driehonderd franken, bij voorbeeld. Het ware genoeg om te beginnen. Ik zal den jongen helpen en leeren. Indien hij vlijtig en getrouw blijft, kunnen wij zijn loon opvolgend verhoogen." "Het is wel, Pasmans, ik bedank u om uwe goedwilligheid.

Lieveken bemerkte wel, dat bazin Damhout ontsteld en treurig was; toen zij echter vernam, dat het met den zieke nog altijd wel ging, wist zij niet meer wat te denken, en dorst niet verder aandringen. Hetzelfde gebeurde met Bavo, die, uit de kerk te huis komende, iets vreemds in den blik zijner moeder vond en van haar wilde weten, wat haar bedroefde of ontroerde.

"Is baas Damhout al te huis van de fabriek?" vroeg Wildenslag. "Neen, vader, nog niet." "Kom, zit neer, Lieveken, en eet, kind; want die wilde slokoppen zijn al aan den gang. Zij zouden wel niets voor u overlaten." Het meisje zette zich aan tafel, maakte het teeken des kruises en bad in stilte, waarna zij met opmerkelijke geschiktheid en ingetogene manieren begon te eten.

Slechts toen de visch zou worden aangevat, werd de vrede eenigszins gestoord. Damhout kon het niet over zijn gemoed krijgen, de pladijs, hoe klein zij ook ware, geheel alleen op te eten; hij wilde het lekker gebak met zijne vrouw deelen; maar de vrouw bevestigde, dat het voor hem en slechts voor hem was gekocht. Hij zou haar door langer aandringen bedroeven.

"Ja, maar ik weet niet, mij dunkt, dat ik nog liever te huis zou blijven met de kinderen." "Neen, neen, Damhout; morgen is het Zondag; dan zijn wij van den morgen tot den avond te zamen. Doe mij plezier en neem dit geldstuk; ga naar de Blauwe Geit en wees vroolijk met de vrienden. Ik zal tevreden en welgemoed naar u wachten; maar blijf zoolang, zoolang gij wilt. Ga, ga, ik bid u."

De jongen sprong met eenen gil van zijnen stoel op, greep het meisje de hand en vroeg: "Lieveken, gij krijscht? Wie heeft er u kwaad gedaan?" Maar Lieveken begon luide te snikken en scheen ontroostbaar. "Nu, Godelieve, spreek, wat is u geschied? Het zal niet erg zijn," zeide moeder Damhout. "Ach, ik mag niet meer leeren lezen!" zuchtte het kind. "Hoe? Waarom?

Op eenige dagen tijds was Adriaan Damhout zichtbaar aan het beteren; maar zijne herstelling vorderde zeer langzaam. Inderdaad, de dokter had hem na den eersten dag nog tweemaal bloed afgetrokken. Daarbij had hij hem het gebruik van alle voedsel verboden.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek