United States or Bulgaria ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik moet eens goed al uwe kleederen nazien en u een nieuw paar schoenen koopen. De kinderen op de school zijn altemaal zoo netjes, en ik wil niet, dat daar iets op mijne kap te zeggen valle." In het uitgaan drukte zij met bijzondere kracht de hand van vrouw Damhout, en zeide tot allen groet: "Dank, dank!" Lieveken was ter schole bij de Zusters.

Deze drukte hem minzaam de hand en zeide hem: "Ik wensch u geluk, Damhout. Zet uwe klak weder op, ik bid u. Dat gij een goed en vlijtig werkman zijt, dit wist ik sedert vele jaren; maar dat gij, als een verlicht en verstandig vader, uwen zoon hebt laten leeren, totdat hij al de klassen van het lager onderwijs had doorloopen, dit is iets, dat u in mijne oogen grootelijks vereert."

Deze lezing scheen eenen ongunstigen indruk op het gemoed van Damhout te doen; zij herinnerde hem wat Wildenslag hem had gezegd, en gaf nieuwe kracht aan de vrees, welke zijn vriend nu weder voor de twintigste maal in hem had opgewekt. Zijn gelaat werd zeer ernstig en hij schudde nadenkend het hoofd. "Bavo, begrijpt gij wat gij daar hebt gelezen?" vroeg hij na eenige overweging.

Gij kent ze misschien niet? "Is het geene teere, magere? Met blond haar en levendige blauwe oogen?" "Ja." "Ha, die ken ik goed; ik heb ze ten minste eens en maar al te wel gezien. Die is nog veel erger dan de anderen, vrouw Damhout. Al de Wildenslags zijn grove menschen." "Wat wilt gij zeggen, o hemel!" "Denk eens, ik kom in de stege, waar de Wildenslags wonen.

Wel had vader Damhout eens eenen werkman ontmoet, die uit Frankrijk kwam en hem nieuws van de Wildenslags had gegeven; maar zijne woorden waren niet van aard om Bavo of zijne moeder te verblijden. Volgens zijn zeggen wonnen de Wildenslags veel geld, ja veel te veel; want zij waren gekend als de grootste drinkers en zwierders van geheel de stad.

Toen zij kort daarop de deur hoorde openen, daalde zij de trappen af, vertelde aan hare buurvrouw hoe Damhout met eene dreigende ziekte was naar huis gekomen, en verzocht haar bij zijn bed te waken, totdat zij den dokter zou hebben kunnen gaan verwittigen. Bij geluk vond vrouw Damhout den dokter te huis en gereed om uit te gaan.

Ja, ik ben moeder, en het geluk van mijn kind...." Eensklaps sprong zij recht, liep tot eene kas, drukte zich eene zuivere muts op het hoofd en wierp zich eenen katoenen mantel over de schouders. "Kom, Christina," riep zij, "ga mede met mij!" "Maar wat wilt gij doen?" vroeg bazin Damhout verwonderd. "Wat ik wil doen? Ik heb nu een goed gepeins, en ik ben vervaard, dat het zou kunnen veranderen.

Deze woorden, op eenen zekeren vreesachtigen toon gesproken, deden Jan in eenen spotlach uitbarsten: hij greep de twee handen zijns vriends en zeide hem: "Damhout, Damhout, jongen lief, ik heb medelijden met u.

"Vrouw Damhout zal ons helpen, moeder, daaraan twijfel ik niet," was het stille antwoord. "Een hart als het hare kan niet ongevoelig blijven voor ons ongeluk; en wanneer ik met tranende oogen hare vorige genegenheid voor het arme Lieveken zal inroepen...." "Zeker, en vermits zij nog rijker zijn dan men ons te Rijssel had gezegd?

"Zie, waarom noemt zij mij nu madam?" kreet de verwonderde Christina. "Wel, het is uit eerbied, moeder; daarenboven, in Frankijk noemt men iedere vrouw madam; maar laat mij lezen, onderbreek mij niet, ik bid u: "Goede madam Damhout, "Vergeef het mij, dat ik niet eerder op uwen brief heb kunnen antwoorden. Vader had hem op de fabriek ontvangen en hem in zijnen zak gestoken en vergeten.