United States or Russia ? Vote for the TOP Country of the Week !


De jongen sprong vooruit, trok zijne moeder in huis en riep: "Een brief van Lieveken?" "Ja, van Lieveken of van hare ouders; hij komt uit Frankrijk." "En wat staat er in, moeder?" "Gij weet, Bavo, dat ik geen geschrift kan lezen." "Geef, geef, ik zal hem u voorlezen.... Hij is van Lieveken zelve. Luister, moeder. Ach, ik beef van ongeduld: "Goede madam Damhout."

Dan schoot er eene plotselijke klaarheid in den geest van bazin Damhout: hare oogen begonnen van bedwongen geestdrift te fonkelen. Met den bevenden vinger op de kas gericht, vroeg zij: "Dat geld, dat vijffrankstuk, die vier franken?" "Het is mijn weekloon, moeder lief," stamelde hij.

Zoo bleven dien avond in de woning van Damhout bittere, hopelooze tranen vlieten, totdat moeder Wildenslag hare Godelieve kwam roepen en ze mede naar huis nam. Den volgenden dag ging het wat beter. Uitgeput van weenen, getroost en versterkt door de vriendelijke woorden van vrouw Damhout en van Bavo, had Lieveken de zaak allengs met meer verduldigheid beginnen in te zien.

Men kon het zien op hunne bleeke aangezichten en holle wangen, dat de honger hun ingewand verteerde. Daarenboven, Lina Wildenslag verborg het niet, dat zij soms geheele dagen zonder eten waren; en bazin Damhout, hoe arm ook, had haar met eenige stuivers te gelijk het weekloon van Lieveken doen aanvaarden.

De ouders bestaarden met verwondering de twee goudstukken, welke hun zoon op de tafel had geworpen; zij insgelijks schenen buiten zich zelven van verbaasdheid. Damhout sloeg eensklaps de armen om den hals zijner vrouw, drukte haar op zijn hart en stamelde met tranen in de oogen: "O, Christina lief, dat God u zegene! Aan u, aan u alleen zijn wij al dit geluk verschuldigd.

Gedurende eenigen tijd deed vrouw Damhout pogingen om de kinderen te troosten; maar zij gelukte er niet in. Om hun eenigen moed te geven, beloofde zij eindelijk, dat zij moeder Wildenslag zou gaan spreken, en zij drukte de hoop uit, dat zij misschien het pijnlijk vonnis zou kunnen verbidden.

Het zou hem doodelijk kunnen worden." En met de vrouwen beneden gekomen, zeide hij nog, terwijl hij het huis uitstapte: "Hebt goeden moed; dezen avond zal ik wederkeeren om te zien, hoe het met onzen zieke gaat." Bazin Damhout liet zich op eenen stoel vallen en begon nog overvloediger te weenen.

Zij hebben integendeel minder dan wij, vermits onze jongen reeds vier franken in de week verdient." "Lekkere jongen! hij zit zeker in de eene of andere kroeg. Hij heeft een aardje naar zijn vaartje: er zal veel goeds van komen, ik beloof het u!" "Neen, neen, hij is achter de taptoe geloopen. Wees zeker, Lina, bazin Damhout doet haar huishouden met min dan gij.

Intusschen was de vrouw bezig met een ammelaken op de tafel te spreiden en het avondeten op te zetten. Zij lachte haren man vriendelijk aan en sprak insgelijks menig blij woord tot welkom. "Zit neer, zit neer, Damhout," zeide zij, "gij moet eetlust hebben, en de aardappelen zouden welhaast koud geworden zijn.

Waar zijn toch uwe zinnen, Christina?" riep vrouw Wildenslag als verbaasd. "Hebben wij, arme fabriekwerkers, de middelen, om van ons kind eene juffrouw te maken, die niet meer zou willen en kunnen werken?" "Gij verstaat mij niet, Lina," bemerkte vrouw Damhout. "Lieveken kan, om zoo te zeggen, reeds lezen.