Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juni 2025
Verschoon mij: mijne hersens zijn ontsteld, ik ben zinneloos, zinneloos genoeg om mij in de ziekte van Robrecht te verblijden ... ik, die al mijn bloed zou geven om hem gelukkig te weten! Moge de barmhartige God mijne schuldige ontsteltenis mij vergeven en hem spoedig laten genezen!" "Maar hij is niet ernstig ziek, Dakerlia." "Ha, ik begrijp: het hart alleen doet hem wee, niet waar?
"Ik heb hem niet tegengesproken; het hadde hem te veel leed gedaan!" zeide jonkver Wulf op zonderlingen toon. Robrechts zuster aanschouwde haar verschrikt en murmelde: "O, Hemel, Dakerlia, gij, die zoo sterk zijt, gelooft gij inderdaad, dat men van zulk verdriet kan sterven?" Jonkver Wulf legde zich de hand op het hart, terwijl zij eenen klagenden blik ten hemel stuurde.
Overtuigd dat hare smeekingen niets op hare vriendin zouden vermogen, erkennende misschien wat er wangedrochtelijks zou zijn in een huwelijk tusschen Dakerlia en den vijand van Robrecht, sloeg Witta, met eene grievende klacht, de armen om den hals der sterkmoedige maagd, en legde dan snikkende het hoofd tegen hare borst....
Ik ben weggevlucht bij de komst van den geneesheer. Bloed, bloed van die arme Dakerlia? Ik stierve moest ik het zien!" Een traan wilde in des jongelings oogen opwellen; maar hij bedwong dit teeken zijner ontroering met geweld. "Ach, het is wel wreed, het lot dat ons allen treft!" klaagde Witta. "Nu zal Dakerlia nooit meer in onzen Steen mogen komen.
"Maar is het zoo, mijn neef, laat mij nog eene poging bij hem beproeven." "Neen, neen, oom, ik heb u gehoorzaamd en mijnen plicht gedaan. Nu wil ik van dit huwelijk niet meer hooren en ik bevestig het u nog eens: Dakerlia Wulf wordt mijne bruid!" "Eilaas, kan het anders niet!... Wij zullen zien nochtans." "Ik heb haar reeds mijne beloftegift aangeboden." "Hoe? wat zegt gij?
Maar, Dakerlia, indien hij verheugd was over de pogingen die de proost van St-Donaas aanwendt om dit huwelijk mogelijk te maken, zou dan mijn arme broeder sedert vijftien dagen in eenzaamheid morren, het hoofd schudden en zijne vuisten wringen, als drukte hem een pijnlijk gewicht op het hart?" "Ach, ik begrijp het, Witta: men wil hem dwingen!"
Robrecht haalde mismoedig de schouders op en zeide met eenen zucht: "Luister, luister, hoe de ram daarbeneden beukt; voel, Dakerlia, hoe de toren siddert. Ziedaar, arme vriendinne, de droeve wezenlijkheid!"
Zoohaast de bevelen tot deze nieuwe werkzaamheden waren uitgedeeld, begon mher Sneloghe te zorgen voor iets dat hem persoonlijk aan het hart lag. Hij onderzocht de kapelle en de twee verdiepen van den toren, om daar vertrekken of afgezonderde plaatsen te vinden, waar Dakerlia en de vier of vijf vrouwen, die nog met de Kerels waren, konden wonen en slapen.
Nu nog verdedigt hij ons dagelijks tegen de Isegrims, die ons in een somberen kerker willen gevangen zetten." "Het is mij onmogelijk, vriendinne", antwoordde Dakerlia treurig; "ik zou hem dankbaarheid willen betoonen, maar mijn hart mistrouwt zijne oprechtheid, en mijne ziel haat en verfoeit hem tegen mijnen wil." "Ja, ik begrijp, Dakerlia; maar nu mijn arme broeder wel zeker dood is...."
Dakerlia Wulf stond alleen in eene groote kamer van haar vaders woning, voor eene tafel die beladen was met velerlei kostbare voorwerpen, als gebeeldhouwde schrijnen en doozen, vergulde lampen, kristallen drinkvaten, zilveren dischgerief, een kruisbeeld van elpenbeen; alles zoo kunstrijk, zoo zeldzaam en zoo prachtig dat, hoe weinig plaats het ook besloeg, men het evenwel als eenen aanzienlijken schat moest beschouwen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek