Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 juli 2025


Gij zult naar Lampernisse of naar Houthem vertrekken; ik zal mij in het leger te Yperen begeven." "En die ongelukkige ridder Eggard?" vroeg Dakerlia met medelijden. "Kan hij vervoerd worden, wij zullen hem medenemen naar Yperen. Is dit onmogelijk, dan zal ik hier in Brugge eenen poorter zoeken die zich verbinde hem goed te verplegen.

Dakerlia slaakte eenen blijden kreet. "Ach, dank! dank!" zuchtte zij. "Zulke woorden alleen kunnen mijne smart verlichten." "Blijf bedaard, vriendinne", zeide Witta. "Neen, laat mij dien troost genieten. Ik meende alleen, gansch alleen te lijden, en hij, hij tevens bezwijkt onder het gewicht der treurnis!" "Maar, Dakerlia, gij verbaast mij!

"Neen, neen, gij moet in eene andere kamer gaan, achter in het gebouw, verre van den zieke", zeide de geneesheer op strengen toon. Maar Dakerlia, die bij dit bevel als bij een doodvonnis verschrikte, liet zich geknield voor de voeten van den geneesheer vallen, hief de armen tot hem op en riep: "O, wees medelijdend met mijne smart! Vergiffenis! vergiffenis! Verwijder mij niet van mijnen vader!

"Ik durf het bijna niet zeggen", stamelde Dakerlia ontroerd, "Hij heeft mij de hand op het hoofd gelegd, en zoo, met den blik ten hemel, mij gezegend ... Spreken wij daar niet van; ik was zoodanig ontroerd dat nu, bij herdenken zijner liefderijke woorden mij nog de tranen in de oogen schieten." Zij vervorderden eene wijl in stilte hunne wandeling.

Hem deed het niets, dat zij dus in het nauw gebracht waren en gevaar liepen van in de handen hunner wreede vijanden te vallen; maar dat Dakerlia, zoo jong nog, blootgesteld bleef om dit akelig lot te moeten deelen, die gedachte knaagde hem als een wreede worm aan het hart en liet hem geene rust.

"Daarom weze de barmhartige God eeuwig gezegend!" riep Dakerlia, met de handen in de hoogte, "Waar is zij?" "Zij zit gevangen in sher Jacobs Steen." "Gevangen, eilaas!" "Ja, maar zij gaat verlost worden, heden nog!" "Wie bracht u dit gelukkig nieuws?"

Onder het uitspreken der vurigste dankbetuigingen vergezelde Dakerlia hem tot bij de deur. Toen deze weder gesloten was, bleef de maagd langen tijd te midden van den kerker staan, en overwoog wat de gevangenbewaarder haar had gezegd. Zij kwam door hare gepeinzen tot het besluit dat er inderdaad nog veel hoop op eenen gunstigen uitslag bestond; haar gemoed was verlicht.

"Ik bemin haar uit al de kracht mijner ziel; zonder hare wederliefde kan ik niet leven." Mher Sneloghe zag hem verwonderd aan. "En Dakerlia bemint u niet?" murmelde hij. "Het is pijnlijk inderdaad." "Ha, zij zou zoo koel en zoo wreed niet voor mij blijven", kreet Disdir Vos met eene nijdigheid welke hij poogde te bedwingen "maar, eilaas, zij bemint iemand anders!

Dan zeide Witta: "Kom, Dakerlia, troost u in de gedachte dat de Heer haar eene plaats in zijnen schoonen hemel heeft gegund. Zij was reeds oud, ongetwijfeld, en wij zijn allen sterfelijk." "Het is waar, mijne goede Witta; genoeg reeds heb ik ginder geweend; want gij zoudt niet gelooven, vriendinne, hoe treffend en hoe roerend de lijkplechtigheden zijn onder onze Kerels der Ambachten!"

"Ramp, ramp!" klaagde Witta, "wie er ook overwinne, Vlaanderen zal overdekt worden met lijken ..." "O, mijn God!" kreet eensklaps Dakerlia verbleekend. "Wat geschiedt u? Wat ziet gij?" vroegen Robrecht en zijne zuster verbaasd. Maar Dakerlia greep haren verloofde de hand, trok hem naar de Hofstraat en antwoordde haastig: "Kom, kom, loopen wij naar huis. Mijn arme vader!

Woord Van De Dag

dompelende

Anderen Op Zoek