Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juni 2025
Robrecht Sneloghe zat geknield bij het hoofd van Segher Wulf, den hemel het schrikkelijk onheil klagende en zijne tranen mengende met het bloed van den armen ridder. Ach, wat zou de liefderijke Dakerlia gebeuren? Zou haar hart niet breken, zou zij niet sterven van rouw en smart?
"Ach, vader, hoe hebt gij mij doodelijk verschrikt!" zuchtte Dakerlia, met oogen die van plotselijke blijdschap straalden. "Ghyselbrecht heeft geweigerd? Ik voel mij genijgd om onzen boozen vijand daarvoor te zegenen." "Gij vreest dus uitermate mij ten kamp te zien gaan, Dakerlia?
De slaap was hem beslissend ontvloden, en vermits het nu reeds licht begon te worden, stond hij op en kleedde zich met haast. Hoe het ware, hij had beloofd, voor zijne afreis naar Houthem, Dakerlia en zijne zuster nog tot vaarwel de hand te gaan drukken. Zij zouden waarschijnlijk reeds op hem wachten.
Hij liet het hoofd hangen en scheen onverschillig aan hetgeen er rondom hem geschiedde. Dakerlia, zijne verloofde, Witta, zijne zuster, in de macht van zijnen vijand, van den snoodaard, die zoo laf zijn geslacht en zijn vaderland had verraden! Dit schromelijk gepeins vervolgde hem als eene nachtmare en hield zijne geestkracht verslonden.
"Het heeft geen belang voor u, heer. Weet dat ik vroeger naar de hand heb gestaan van jonkver Dakerlia, de dochter van mher Segher Wulf. Dakerlia was mij niet ongunstig, en haar vader stemde toe in ons huwelijk. Robrecht Sneloghe heeft mij mijn geluk benijd, en heeft zelf de hand van Dakerlia gevraagd.
Hij verdwenen, dan zou Dakerlia mijne vrouw worden. Maar wat nu? Eilaas, eilaas, wat nu? Ach, hadde ik hem dezen namiddag kunnen doorsteken met mijne oogen!" Er werd op de deur geklopt en de Kerel, die onder hem over de wacht der poort gebood, trad binnen. "Mher Vos", zeide hij, "hebt gij niet gehoord dat er iemand buiten voor de poort staat, die vraagt om te worden binnengelaten?
"Ik zou u verlaten?" mompelde de jonkvrouw met eenen lichten spotlach op de lippen. "Verre van u gaan, u niet meer zien, duizend dooden sterven in de onzekerheid van uw lot? O, Robrecht, gij kent Dakerlia nog niet!" "Hemel, weigert gij dan dit eenig middel om aan eenen bijna zekeren dood te ontsnappen?" "Ja, ja; ik weiger", antwoordde de maagd met vast besluit.
Een tweede ridder, die met Robrecht in de zaal was getreden, legde hem de hand op den mond en brak zijn gekerm af. "Peter, waar is Dakerlia? Waar is mijne zuster?" vroeg Robrecht. De schalk verhaalde hem hoe Disdir Vos met een bende Isegrims was gekomen, en hoe dezen de beide jonkvrouwen hadden weggeleid. Een sombere kreet van angst en afgrijzen bonsde op uit Robrechts borst. "Waar?
"Kom, kom, ik vlieg", kreet Dakerlia, rechtspringende. "Zoo niet, jonkvrouw", bemerkte de kastelein, haar wederhoudende. "Ik bid u, wees redelijk en hoor wat ik u zeg. Gij moogt bij het bed uwe vaders niet spreken, geen enkel woord; ook niet zuchten of klagen. Het minste gerucht kan den armen zieke schadelijk, ja, doodelijk worden."
"Mijn oom, zij zouden mijnen armen oom onder ons gezicht vermoorden? Kom, Dakerlia, zulk schouwspel is te gruwelijk; ik zou het niet kunnen zien; treden wij binnen den toren."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek