United States or France ? Vote for the TOP Country of the Week !


De hofraadsheer Tancmar was met zijnen oudsten zoon Ghyselbrecht uit eene binnendeur in de zaal getreden en deze laatste had onmiddellijk tot de nastaande ridders iets gezegd dat niet allen even goed beviel, want Eustaas Van Steenvoorde, een Kerel en een vriend der Erembalds, had met zekere driftigheid op zijne gezegden geantwoord.

"En gij hebt hem uw zwaard niet in de borst gestooten?" kreet Disdir Vos. "De heer graaf kwam in de zaal, waar de twist gebeurde. Hij bande den vrede tusschen ons. Ik moest gehoorzamen; maar, wat zeker is, ik zal vroeg of laat het verdriet van Dakerlia Wulf op Ghyselbrecht wreken!" "Ware mij den kamp geweigerd, ik sloege den valschaard dood, ondanks den vrede!" morde Disdir Vos.

Gij bekent dus dat gij een lafaard zijt?" gromde Segher Wulf. "Deze heeren zullen oordeelen", wedervoer Ghyselbrecht zeer koel. "Het is een ridder op schande verboden in eenen gesloten kamp te treden met iemand die niet vrijgeboren is. De vrije geboorte van mher Segher Wulf is mij niet bewezen, ja, ik loochen ze. Het is mij dus een onmiskenbare plicht de uitdaging af te wijzen ."

Hunne vaderen waren trotsch op hunne nooit geschondene vrijheid, en deze vrijheid hebben hunne zonen tot nu toe even ongeschonden behouden." "Men levere onzen heer graaf de oorkonden, de bewijzen daarvan!" zeide Ghyselbrecht zegevierend. "Men kan het niet. Voordat onze vorsten, ter verlossing van Jeruzalem, naar Palestina togen, betaalden de Kerels den balfaart ..."

Ik daag u uit tot eenen kamp op leven of dood. De God des hemels beslisse tusschen de Kerels en hunne vervolgers! Daar ligt mijn handschoen: zijt gij niet zoo laf als boos, raap hem op!" Maar Ghyselbrecht, die nu waarschijnlijk zijn verborgen doel had bereikt, aanschouwde spotlachend zijnen getergden vijand en schudde ontkennend het hoofd. "Gij weigert?

Mher Tancmars zoon, de arglistige Ghyselbrecht, durfde in tegenwoordigheid der ridderen beweren dat de Kerels niet vrij geboren zijn en altijd slaven zijn geweest." "Onmogelijk!" kreet Dakerlia met eene vonk van verontwaardiging in den blik.

"Neen, neen, zoo niet", wedervoer Robrecht met zeker misprijzen in de stem. "Ik zal Ghyselbrecht wel tot een kamp weten te dwingen; een eerlijk ridder wreekt zich niet door eenen moord ... Nu, heeren, verontschuldigt mij, dat ik uwe samenspraak heb gestoord. Vaartwel."

Het is te begrijpen, zij zijn zelven van Kerlenbloede. En gij, mher Wulf, waarom trekt gij hunne zaak u zoo vurig aan? Is het misschien omdat gij vreest dat men later ook u de bewijzen uwer vrije geboorte zou kunnen vragen?" "Het is te veel!" schreeuwde Segher Wulf boven al de kreten zijner vrienden uit. "Mher Ghyselbrecht, gij zijt een valschaard, een lasteraar, gij liegt!

"Doemenis, ik heb gedacht dat het zoo zou eindigen!" kreet Burchard met plotselijke woede. "Waar een Tancmar omtrent kan mag een Erembald zich aan hoon of onheil verwachten. Gij zijt het slachtoffer eener snoode kuiperij, Robrecht. Misschien wist gij het niet; maar Ghyselbrecht Tancmar heeft insgelijks naar de hand van jonkver Placida gestaan. Van daar komt u deze vernedering."

"Ach, vader, hoe hebt gij mij doodelijk verschrikt!" zuchtte Dakerlia, met oogen die van plotselijke blijdschap straalden. "Ghyselbrecht heeft geweigerd? Ik voel mij genijgd om onzen boozen vijand daarvoor te zegenen." "Gij vreest dus uitermate mij ten kamp te zien gaan, Dakerlia?