United States or Cuba ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ondertusschen meende de kleine Gavroche, de eenige die zijn post niet had verlaten en op verkenning gebleven was, mannen zachtkens de barricade te zien naderen. Eensklaps riep hij: "Weest op uw hoede!" Courfeyrac, Enjolras, Jean Prouvaire, Combeferre, Joly, Bahorel, Bossuet allen verlieten haastig de herberg. Er was schier geen tijd meer.

Enjolras gaf bevel: "Er moet daar een matras gelegd worden." "Men heeft er geene," zei Combeferre. "De gekwetsten liggen er op." Tot hiertoe had Jean Valjean, op den hoek der herberg, alleen, op een straatpaal, met het geweer tusschen de knieën gezeten, aan 't geen plaats had niet het minste deelgenomen.

"Ja," antwoordde Combeferre, "dit vermeerdert wel de werpkracht, maar vermindert de juistheid van het schot. Wanneer men op korten afstand schiet, heeft de kromme lijn niet de gewenschte juistheid, de parabool is te groot, de weg dien het werptuig volgt is niet recht genoeg om te treffen.

Joly zal naar de clinische school van Dupuytren gaan en haar den pols voelen. Bossuet zal even naar het paleis van justitie wandelen en met de jonge advocaten spreken. Ik belast mij, naar de Cougourde te gaan." "Dus is alles geregeld," zei Courfeyrac. "Neen." "Wat is er nog?" "Iets zeer gewichtigs." "Wat?" vroeg Combeferre. "De barrière du Maine," antwoordde Enjolras.

Een plotseling weerlicht trof het oog en geweren knetterden. Het werd weder stil. "Zij hebben hem gedood!" riep Combeferre. Enjolras zag Javert aan en zeide tot hem: "Uw vrienden hebben u doodgeschoten."

Enjolras was mannelijker, Combeferre menschelijker. Homo en Vir, mensch en man, was werkelijk wat hen onderscheidde. Combeferre was even zacht als Enjolras streng was van nature. Hij beminde het woord burger, maar gaf aan het woord mensch de voorkeur.

"Welaan," hernam Combeferre, "ik zal mijn zakdoek aan mijn stok binden en als parlementair hun de uitwisseling van beide mannen voorstellen." "Luister!" zei Enjolras, zijn hand op den arm van Combeferre leggende. Aan het einde der straat klonk een onheilspellend wapengekletter. Men hoorde een mannelijke stem roepen: "Leve Frankrijk! leve de toekomst!" Men herkende de stem van Prouvaire.

Enjolras was geheel vervuld van de revolutie, hij was echter zoo onvolledig als het absolute wezen kan; hij had te veel van Saint Just en te weinig van Anacharsis Clootz; evenwel was zijn geest, in het genootschap der vrienden van het A B C, eindelijk eenigszins naar de denkbeelden van Combeferre gaan overhellen; sedert eenigen tijd verliet hij allengs den bekrompen vorm van het dogma en gaf zich over aan de uitbreidingen van den vooruitgang, zoodat hij er toe was gekomen, aan de eindelijke en gezegende herschepping der groote Fransche republiek in een groote algemeene menschenrepubliek te gelooven.

Na den oorveeg, de vuistslag. Het leger steekt zijn grooten klauw naar ons uit. De barricade zal geducht geschud worden. Het geweer tast en beproeft, het kanon grijpt en bijt." "'t Is een achtponder, nieuw model en van brons," voegde Combeferre er bij. "Zulke stukken zijn onderhevig aan springen, wanneer men meer dan tien deelen tin op honderd deelen koper neemt. Te veel tin maakt ze te week.

In dat tooneel was een punt, die tot hem doordrong en hem deed ontwaken. Hij had slechts ééne gedachte, die van te sterven, en hij wilde die gedachte niet verdrijven; maar in zijn somber somnambulisme overwoog hij, dat het niet verboden was iemand te redden, wanneer men zich zelf opofferde. Hij verhief de stem en sprak: "Enjolras en Combeferre hebben gelijk; geen nuttelooze offers.