United States or Réunion ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Hij waarschuwt ons," zei Combeferre. Een snelle loop stoorde de stilte op de eenzame straat; men zag een wezen, nog vlugger dan een clown over den omnibus klauteren, en Gavroche sprong buiten adem in de barricade, zeggende: "Mijn geweer! Zij komen!" Een electrieke rilling doorliep de gansche barricade, en men hoorde de beweging der handen die naar de geweren grepen.

Maar het was te laat. Gavroche was dood. Combeferre keerde terug met de mand patronen; Marius met den knaap. "Helaas!" dacht hij; wat de vader voor zijn vader had gedaan, deed hij voor den zoon; maar Thénardier had zijn vader levend weggedragen, hij bracht den knaap dood terug.

De man met de rijzige gestalte, dien Courfeyrac, Combeferre en Enjolras hadden opgemerkt, juist toen hij zich aan den hoek der Billettes bij den hoop voegde, werkte aan de kleine barricade en maakte er zich nuttig. Gavroche werkte aan de groote.

"Gij een geweer!" zei Combeferre. "Waarom niet?" hernam Gavroche; "ik had er een in 1830, toen men met Karel X plukhaarde!" Enjolras haalde de schouders op en zeide: "Wanneer de mannen er allen hebben, zal men ze aan de kinderen geven." Gavroche wendde zich fier om en antwoordde: "Zoo ge vóór mij sneuvelt, neem ik het uwe." "Straatjongen!" zei Enjolras. "Melkmuil!" zei Gavroche.

De aanvallers drongen verschrikt en verward, met achterlating van hun dooden en gekwetsten, naar het einde der straat en verdwenen er wederom in de duisternis. 't Was een algemeene vlucht. De barricade was bevrijd. Allen omringden Marius. Courfeyrac viel hem om den hals. "Gij hier!" "Welk een geluk!" zei Combeferre. "Gij zijt juist van pas gekomen!" zei Bossuet.

Alle stemmen riepen: "Wij hebben de matras!" "Ja," zei Combeferre, "maar wie zal ze halen?" De matras was inderdaad buiten de barricade tusschen de belegerden en de belegeraars gevallen.

Overigens was hij niet zeer bevreesd voor de sterkten, allerwege door bijgeloof, despotisme en vooroordeel gebouwd. Hij behoorde tot dezulken, die meenen, dat de wetenschap den toestand zal omkeeren. Enjolras was opperhoofd, Combeferre gids. Met den een zou men hebben willen strijden, met den ander willen gaan.

"'t Is waar, een schoon man," zei Gavroche, die nu Latijn verstond. Een woelige troep vergezelde hen: studenten, kunstenaars, jongelieden die tot het geheim genootschap "de Kalebas" van Aix behoorden, werklieden, lastdragers, gewapend met knuppels en bajonnetten, sommigen, als Combeferre, met pistolen in hun broekzakken. Een man, die reeds zeer oud scheen, ging ook in dien troep.

Terwijl zijn onstuimige vrienden, in ridderlijke liefde voor het absolute, voor de schitterende revolutionnaire avonturen dweepten, was Combeferre voor een gepasten vooruitgang; misschien koel maar zuiver; methodiek maar onberispelijk; bedaard maar onwrikbaar.

De meesten waren naar het venster van de eerste verdieping en naar de zoldervensters gegaan, van waar zij de aanvallers beheerschten. De moedigsten hadden zich met Enjolras, Courfeyrac, Jean Prouvaire en Combeferre tegen de huizen op den achtergrond geplaatst, zonder eenige bedekking en tegenover de gelederen der soldaten en der garden, die op de barricade stonden.