Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 mei 2025
Nu allen Karels vanen volgen, Neemt Eelkema het zwaard ter hand, Om met zijn broed'ren te gaan strijden Voor Christendom en vaderland." "Moet dan uw dochter achterblijven, Alleen op 't ouderlijk kasteel? Wie zal mij, Jonkvrouw, bijstand leenen Indien mij rampspoed valt ten deel?" "Wel bitt're droefheid baart het scheiden, Maar 'k laat mijn dienaars op het slot.
HERTOG. Koopman van Syracuse, spaar uw reed'nen; Ik volg, steeds onpartijdig, streng de wet. De bitt're vijandschap, die onlangs rees, Doordien uws hertogs wreede toren woedde Op hand'laars, wakk're burgers onzer stad, Die, 't geld ontberend om zich los te koopen, Zijn wet bezeeg'len moesten met hun bloed, Bant alle ontferming van ons gram gelaat.
AARON. 'k Wilde, als er duivels zijn, een duivel wezen, En leven, branden in 't onbluschlijk vuur, Had ik slechts uw gezelschap in de hel Om u te mart'len met mijn bitt're tong. LUCIUS. Stopt hem den mond en laat hem niet meer spreken. GOTH. Daar is een afgezant uit Rome, heer; Hij wenscht bij u te worden toegelaten. LUCIUS. Hij trede voor ons. Welkom, Æmilius, wat is 't nieuws uit Rome?
Of zullen wij, uw oom, uw broeder Lucius, Gij, ik, te zamen aan een beek gaan zitten, Er in zien ter beschouwing onzer wangen, Hoe die ontkleurd zijn, als nog vochte weiden, Waar pas een stroom zijn slib op achterliet? En staren wij dan zoo lang in de beek, Totdat zijn helder nat niet zoet meer smaakt, En ziltig werd van onze bitt're tranen? Of kappen we onze handen af als de uwe?
Denkt, ik ben oud nu, en ik sleet mijn jeugd In woesten krijg, terwijl gij zorgloos sliept; Denkt aan al 't bloed, dat ik voor Rome stortte, Aan meen'ge winternacht, die ik doorwaakte, Aan deze bitt're tranen, die gij nu De rimpels van mijn wangen vullen ziet, En schenkt mijn zoons, veroordeeld thans, genade; Hun hart is niet zoo slecht, als 't wordt gewaand.
DE JONGE LUCIUS. Grootvader, staak uw bitt're jammerklachten, En troost mijn moei eer met een fraai verhaal. MARCUS. Ach, diepgeroerd betreurt de teed're knaap Grootvaders wee, nu hij zijn wanhoop ziet. TITUS. Stil, teêre spruit, gij zijt gemaakt uit tranen; En tranen smelten ras uw leven weg. Waar stoot gij heftig met uw mes naar, Marcus? MARCUS. Naar iets wat ik gedood heb, naar een vlieg.
Zij is het weenend hemelwelf, ik de aard; Zoo moet mijn zee wel van haar zuchten zwalpen; Zoo moet mijn aarde van haar eindloos weenen Een zondvloed worden, overstroomd, bedolven. Mijn ingewand kan al dit wee niet bergen; Ik spuw het uit, gelijk een dronkaard doet. Vergunt mij dit; vergund wordt den verliezer, Dat hij met bitt're tong zich lucht verschaff'.
Gij wringt In schijn u los, doet of gij volgen woudt, En komt toch niet! Loop, mak zijt gij genoeg! LYSANDER. Weg, tang! weg, kat! weg, haatlijk schepsel, los! Of ik schud als een slang u van mij af! HERMIA. Hoe zijt ge zoo veranderd? hoe zoo woest, Mijn lief? LYSANDER. Uw lief? weg, weg, gij taanhuid, weg! Weg, leelijk drankje, bitt're pil, laat los! HERMIA. Dus schertst gij niet?
'k Wil boete doen en ieder stukje kussen. Wat staat daar? "Zoete Julia?" Bitt're Julia! Ik werp tot straf voor uw ondankbaarheid Uw naam hier op den harden grond en treed Uw wreeden trots verachtend in het stof. Hier staat: "de door de Min gewonde Proteus"; Gij arme, kranke naam! mijn boezem zij Uw bed, totdat uw wonde gansch geheeld is; Ik drenk, doordring haar met een balsemkus.
VALENTIJN. Ja, zij; en is zij niet een hemelsche engel? 145 PROTEUS. Neen, maar zij is een stoff'lijk evenbeeld. VALENTIJN. O, noem haar godd'lijk. PROTEUS. Vleien wil 'k haar niet. VALENTIJN. O, vlei dan mij, want lof verrukt de liefde. PROTEUS. Mij gaaft gij, toen ik krank was, bitt're pillen, En ik verorden u dezelfde kuur.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek