Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juli 2025
Heeft nu, bij liet ontwerpen van het beeld van den weldoener des menschdoms op aarde, en des bestrijders der hemeltergende Reuzen, de persoon van Prometheus Bilderdijk voor den geest gestaan, zooals ik meen, dat verschillende samenloopende trekken aanwijzen; dan is het geen wonder, dat hij daarbij ook gedacht heeft aan eene bijzonderheid dezen mythologischen persoon betreffend, die wel van Eschylus niet vermeld, maar zoo algemeen bekend is, dat men nauwelijks aan Prometheus denken kan, zonder zich deze te herinneren, ik bedoel de fabel, die wij reeds bij Hesiodus, in de Werken en Dagen, vinden, volgens welke de weldaden door Prometheus aan de menschen bewezen, verijdeld werden door de tusschenkomst eener vrouw, die de goden, om hem te verschalken, met allerlei gaven en bekoorlijkheden begiftigd hadden.
Bilderdijk noemt zelf de overlevering waaraan hij het voornaamste denkbeeld van zijn gedicht ontleende, in zijne voorrede: "eene oude mythologie": hij vergelijkt zijn onderwerp met "de heidensche fabel der Hemelbestormers": zijne Paradijsgeesten vervullen de plaats der grieksche mythologische goden.
Ik kan mij ondertusschen niet verklaren hoe 't bij zoo veel humor mogelijk is, dat er nog geen betere definitie van het ding in de wereld komt. Lieve hemel! wij drijven in humor, en niemand heeft adem om te zeggen wat het eigenlijk voor een vocht is. Ik zou dan haast gelooven moeten dat wij er in verdrinken. In dat geval, kan men er niet gauw genoeg bij zijn, een drenkelinggenootschap voor de humoristen op te richten, of een afschaffings-, ten minste een matigheids-maatschappij onder de zinspreuk: "Laat staan uw humor". Jean Paul pakt het verhevene bij de beenen, keert het met Rapponische krachten om en zegt: "Ziedaar het humoristische: 't is niet anders dan het verhevene met de voeten in de lucht" . Ik heb allen eerbied voor die kunstbewerking, maar Jean Paul was somtijds een zeer onduidelijk humorist. Bilderdijk zegt ergens, en zoo niet in zijne boeken, dan heb ik het uit zijn mond, dat het precies het Hooftiaansche neskheit is; maar Hooft en neskheit zijn, wat de "Tesselschade" er ook tegen doen moge, zulke oude humoristen, dat ik vrees dat die aanhaling de zaak voor 't algemeen niet veel opheldert. En après tout: wat heeft het algemeen er mee te maken? De humoristen zijn er, zijn er in grooten getale, en vermenigvuldigen met den dag. Eerstdaags zien wij eene koninklijke humoristen-stoeterij. Wat weet ik waar 't op uit zal komen? Eerstdaags eene humoristische revolutie, eene op end' op humoristische orde van zaken, met eene hartroerende oude vrijster op den troon, met een kring van sentimenteele daglooners tot ministerie. Daar zullen in de vergaderzaal de eenvoudige, de onschuldige kindertjes zitten; het leger zal bestaan uit duivenhartige bloodaards onder den hoogdravenden naam van medelijdende zielen; het rechterambt zal bekleed worden door menschen die tegen
Het is de Onwetendheid die trotsch maakt en vermetel: Want hoogmoed dringt zich steeds by zelfwaan op den zetel. Aanspraaklijk zijn wy aan ons-zelf; maar ook aan God, Voor al wat invloed heeft op dit en 't eeuwig lot. BILDERDIJK naar SPIEGHEL. Aanteekening 1, op bladzijde 10. De Oude Toestand van Friesland.
»O, zoo! ja, die Bilderdijk moet een onaangenaam mensch en een lastige rustverstoorder zijn, die zich met alles bemoeien en alles veranderen wil, zooals ik Willems heb hooren zeggen, met de kerk, met de politiek, tot met de theologie toe."
Zou hij belangstelling veinzen in den bronzen Shakespeare op de pendule? In den buste van Bilderdijk, met den vermaarden tulband om de slapen, die op den hoogsten top der middelste boekenkast rustte? In het medaljon met gouden rand, achter welks glas eene roos van het graf van Washington bewaard werd?
De partij der heethoofden dreef dus boven, gelijk zulks schier bij alle staatsberoeringen het geval is, en na eenige woordenwisseling werd er zonder merkbare tegenkanting besloten, een leger naar Utrecht te zenden. Gy zijt mijn Kodoman, en Cyrus' nazaat waard. Bilderdijk. Darius aan Alexander.
Welke onredzame steenteekeningen, waardig den komischen vloek van Bilderdijk: Een steenen hart, een hoofd gevoed met keien, Beelde aap of hond in kouden steendruk uit, Waar gloed noch smaak hun warmen glans in spreien En 't zielsgevoel de teedre borst voor sluit! ................................................. Maar weg dat tuig, dat kunstverwoestend knoeien!
Juffrouw Willems, aan de platte kalmte van haar mans conversatie gewoon, voelde zich wat uit het veld geslagen door dien vuurregen, dien zij op eens zag uitstorten, zij wist niet recht op wiens hoofd; haar was Bilderdijk altijd voorgesteld als een belachelijke snoever, als een uitzinnig poëet, die alles overdreef, die met niets tevreden was, en die kerk en staat naar den afgrond zou voeren, als men hem liet begaan, en zij had voor zich uit het gehoorde geen reden om die voorstelling als eene onjuiste te laten varen, maar zij was in dezen niet zoo terstond gereed met haar antwoord: ook sprak ze wat aarzelend: »Ik heb er natuurlijk geen verstand van, de recensies en de poëterij zijn mijne zaken niet; wat ik er van weet is alleen maar van hooren zeggen."
Dit gedicht is door en door rhetorisch, onzuiver in zijn beeldspraak, en onwaar in de voorstelling; want in M.'s mond is het gewagen van de klanken van 't suizend loof, dat "opwekt om te bidden en te danken" een dichterlijke leugen. Evenals de gedichten van Bilderdijk en Da Costa wordt ook dit vers van M. gedragen door pathos en rythme.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek