United States or Mexico ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik heb altijd verlangd naar een massa jongens om me heen, maar heb nooit mijn zin gehad; nu kan ik het huis vol maken, en me aan de kleine bengels wijden, zooveel ik maar wil. Denk eens wat een genot! Plumfield mijn eigendom, en een bende jongens om er met mij van te genieten!"

Maar de jongens omgrepen haar, tolden rond met haar en zoenden, zoenden haar. Zij zoende hen terug, heel moederlijk: het waren toch aardige bengels. Toen wipten ze weg, en er was nog blauw om Cecilianus' oogen en Cecilius had éen roode wang en beider brauwen en wimpers zagen koolzwart. Vooruit! Vooruit! haastten de jongens elkaâr. , wat hebben ons die vrouwen gezoend!

Ik moet op het huis passen, zie-je, dat moet ik! En als je me plaagt dan ga ik schreeuwen!" "Wat moet jeluî hier doen, bengels?" vroeg eensklaps eene vrouw, die van achter het huis kwam, "Komt gijlieden mijn arm jongske weer plagen?" "Neen moeder De With, ik kwam twee maten kippenvoer halen," zeide ik en liet haar mijne penningen en den ledigen zak zien.

Colosseros, zit hij bij Nilus soms? Weet ik het? Heb jij dan niet bij Nilus ge-avondmaald? Ik avondmalen.... Bij Fabulla? Ja, bij Fabulla.... Colosseros hield nog steeds een vuist om ieders nek. Hij liet ze nu los, lachte om ze, goedmoediglijk, streelde ze om de kinnen ten teeken, dat hij ze vergaf: iedereen mòcht ze wel, al waren ze èchte bengels.

Een stuk of wat straatjongens en enkele baliekluivers, die voor hun doen buitengewoon vroeg bij den weg, of waarschijnlijker sedert den vorigen namiddag nog niet thuis geweest waren, stonden met de grootste belangstelling te wachten op de dingen, die komen zouden. Zoodra Buter de voordeur opende, schreeuwde een van de bengels: "Daar heb je den Scholtiaan!"

De ondeugende bengels hadden zich echter lang geborgen, zoodat Don Quichot zonder hen gekastijd te hebben zijn weg vervolgen moest.

Toen kwam hij beneden en ging rond met zijn schaaltje, dat met geld gevuld werd, maar hij ledigde het in de schorte van Soetkin, en hield elf duiten voor zich. Den volgenden Zondag wilde hij weer op de koorde dansen, maar eenige bengels, uit nijd over zijne behendigheid, hadden eene snee in de koorde gegeven, zoodat zij na eenige sprongen brak en Uilenspiegel in 't water tuimelde.

Met die vraag komen de bengels zelf ook altijd voor den dag. »En als wij nu ook eens drie weken spijbelden?" Maar dan is mijn vast antwoord: »Dat doe jelui niet." »En als we het dan tóch eens deden?" »Jelui doet het niet." »Hoe weet u dat?" »Omdat je 't hier veel te goed hebt." Dan lachen de snaken, en er gaat een vriendschappelijk gejouw op: »Haha, te goed!" »Ja zeker, veel te goed.

Een opgewekte bende jonge bengels liep jouwend met hem mee, vormde zich tot een woelende samenscholing vóór zijn deur.

De morgen was zilver doorsprenkeld van dauw. Vóor hosten de jongens op hun ezeltjes, als echte bengels, als kinderen. De gladiatoren, te paard, reden aan weêrszijden van den dominus, op zijn muil. Het was alles zorgeloosheid en levensblijdschap. De drie mannen lachten om de tweelingen, die zoo dol deden op hun geduldige, alles van hen verdurende dieren.