United States or Uzbekistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


De Deken der beenhouwers wierp een verachtende blik op de soldenier, die aldus met zijn ongeluk spotte. Deze hernam: "Bezie mij toch zo fel niet, vervloekte Klauwaard, of ik sla u in het aanzicht." "O laffe Fransman!" riep Breydel. "Aldus zijt gijlieden. Een gevangen vijand hoont en bespot gij, onedele huurlingen van een verachtlijke meester..."

De wet van het zelfbehoud is eene tirannieke meesteres, en wie niet heerscht wordt gebruikt; daar is geen bidden voor. Ons leven bestaat in een eindeloos streven naar herstel van evenwigt op allerlei gebied. Gijlieden van de sombere fakulteit predikt aan de menschen dat zij behagen moeten leeren vinden in het doen van hunnen pligt. Voor mij en volgens mij is dat een omweg.

"En drink jelui waarachtig dat goed nou te Amsterdam?" vroeg Reynszen, nader tredende: "'t is bylo een rare kost: ik heb 't eens gezien: maar ik zou 't niet lusten." "Kom! kom!" zeide ik: "mettertijd zult gijlieden er ook wel smaak in krijgen, als 't wat algemeener wordt. Maar wat ik zeggen wilde, Kapitein! gij hebt mij een leelijke poets gebakken, met mij zoo te laten slapen.

"Gijlieden zijt van morgen aan mijn krijgslieden ontkomen," zei de hoofdman op zeer strengen toon. "Maar de groote Manitou heeft u nu in mijn handen gegeven; en voor de moorden, die gij gepleegd hebt, zult gij aan den martelpaal huilen en kermen, zoo luid, dat alle bleekgezichten in het gebergte het hooren." De twee verstonden ieder woord van den Roodhuid, want hij sprak tamelijk goed Engelsch.

"Dan begrijp ik u niet." "Ik ben voor geen duizend Utahs bang." "Daar heb ik geen hoogte van." "Ik behoef mijn hand slechts op te heffen, dan zijn zij allen verloren. In één oogenblik dood ik hen allen." "Hum! Allen?" "Gelooft gij dat niet? Och, zoo iets kunt gijlieden ook niet begrijpen. Gij bleekgezichten, zijt zeer vernuftige mannen, doch op zulk een gedachte zou niet een der uwen komen."

"In 't minste niet," antwoordde Holmfeld; terwijl twee matrozen van zijn manschap aan die van ons vaartuig een paar handspaken toestaken, die mij bij het opstijgen tot een leuning verstrekken moesten. "Nu blijft gijlieden toch eten?" vervolgde de Kapitein: "ik ga toch niet voor morgen het zeegat uit.

Het meisje schaterde het uit van blijdschap, toonde de buitengewoon rijke gift aan hare zuster , en riep: »Bij Eros! Jongelingen als gij zijt, kan het wel nimmer aan vriendinnen ontbreken! Zijt gijlieden broeders?" »Neen!" »Dat is jammer, want wij zijn zusters!" »Gij wilt zeggen, dat wij anders drie aardige paartjes zouden zijn?"

»Die kennen we, heer." »Is dat hier ver vandaan?" »Neen, heer; één dag de rivier op ligt de monding van de Tekoeng." Kees trilde van opwinding, doch het was noodig dat hij zich beheerschte. »Dus, gijlieden kunt mij daarheen den weg wijzen?" »Ja, heer, ik heb daar vaak gevischt," zei één der gevangenen. »Is hier wel eens meer een blanke geweest?"

Ik moet op het huis passen, zie-je, dat moet ik! En als je me plaagt dan ga ik schreeuwen!" "Wat moet jeluî hier doen, bengels?" vroeg eensklaps eene vrouw, die van achter het huis kwam, "Komt gijlieden mijn arm jongske weer plagen?" "Neen moeder De With, ik kwam twee maten kippenvoer halen," zeide ik en liet haar mijne penningen en den ledigen zak zien.

»Wel neen, zeker neem ik dat niet kwalijk!" riep de goede man opgeruimd, en het lieve meisje kussende: »Kinderen! kinderen! nu wordt mij alles duidelijk! Hoe heb ik iemand kunnen verdenken, foei! ik schaam mij daarover. Gijlieden hebt haar stillekens weggenomen om mij zoo eens aardig te verrassen, is het zoo niet?"