United States or Guadeloupe ? Vote for the TOP Country of the Week !


Die plotselinge frischheid deed haar deugd, en ze trok met meer bedaardheid hare handschoenen aan. Als ze endelijk ommekeek, stond daar Ameye alreeds te wachten. Kunnen we gaan, juffrouw? Ja, mijnheer. Ze deed haar best om hard te zijn of onverschillig. Ze groette tante Olympe met overdreven vriendelijkheid, om goed 't verschil duidelijk te maken. Slaap zachte!

Wel! dat is een stuk, schaap. Ge zult het zien. Ge zult peinzen dat Wiezeken in waarheid u komt toegeloopen.... Hoe is zijn name? Ameye, Johannes Ameye wij zeggen gemeenlijk hier mijnheer Johannes. 't Is een gouden hert. De deur werd precies opengestooten, en daar stond Madeleen.

Ik meen niet dat ze misdadig is. 't Ware in elk geval onwaarschijnlijk. Ja, zei Romaan. 't Is een slette, zei tante Olympe. Ameye lachte luid en stond recht. Hij trok zijn overjas aan en moest nu gaan nog een paar zaakjes afhandelen vóor den noene en morgen zou hij eens binnenloopen nog, rond den elven.

Ze voelde nadien dichtebij den buigenden blik van Ameye en stapte verder, gedreven door koortsige hardnekkigheid. Een oogenblik kon ze nagaan Sebastiaan's bleeke wezen en luie vingeren.

Elkendeen luisterde en de ongemakkelijke stilte heerschte lijk te voren, alle geluiden der strate groot makend. Tante Olympe ging kijken of Wiezeken sliep. Ze kwam weer op hare teenen, elkendeen geruststellend. 't Slaapt lijk een engelken. Overmorgen is het te been. Ameye boog zich naar Goedele en vroeg, oolijk lachend, wat hare meening was omtrent Mariëtte.

Mariëtte wilde subiet wegloopen, verlegen omdat ze midden in al deze droefenis betrapt werd. Ameye vroeg dat ze arets blijven zou en ze groette elkendeen minzaam. Het was eene afleiding en de kamers, waar Wiezeken nu voor altijd uit was, en gaapten zoo akelig niet. Goedele bracht de hoeden en mantels weg en toonde zich uitermate gedienstig.

Ze kon wel in 't zoete geharrewar van al hare ommentweer doezelende ideeën 't zicht herkennen van Madeleen en Romaan, van Wiezeken en tante Olympe, van Ameye.... Ze tastte nog het werkelijke leven, maar 't en bezeerde haar niet. En Bella babbelde. En daarhooge togen de wolken voorbij.

Ja, sprak Ameye, we loopen buiten onzen weg.... Ze was tewege hem te vragen waarom hij zoo zonderling op zijn woorden aandrong, maar ze gebaarde dat ze niet geluisterd had. 't Was hier een groote drukte. De menschen liepen dooreen in ijverig bedrijf. De markt was zwaar van rumoerig leven.

Tante Olympe met haar gestadig geklaag maakte haar zenuwachtig, en Madeleen ook, die daar met gebogen hoofd aldoor te kijken zat in de toekomst. Ze was weggeloopen. Ameye walgde haar. En de dagen waren verstreken alzoo. Ze wilde niet meer terug bij haar broer, ginder waar ze geleden had een onverklaarbare pijne, nievers nog geleden. Ze was bang.

Goedele beet gauw op hare lippen om hare ongedurigheid te bemeesteren, en ze liet zwijgend Romaan uitleggen hoe Ameye sinds de mededeeling van zijn huwelijk met Madeleen het huis verlaten had, en hoe hij kort daarop vertrokken was naar Duitschland. Goedele viel hem gejaagd in de rede: Voor ... hoelang? Hij is weg.