Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juli 2025


Bij God! ik heb gedaan wat ik onmogelijk had gedacht: ik heb mijn besten vriend, mijn wapenbroeder een dolk door het hart gejaagd. Gelooft gij dat ik, na zulk een daad, voor den moord van een ellendeling als gij nog zou terugdeinzen? Neen, bij de Almacht! Gij zult mij alles mededeelen wat gij weet: en wel terstond.

Dit vernuftig samengestelde wapen van de verminkte en in haar geslachtsontwikkeling gestuite werkbij, dankt zijn bestaan evenzeer aan weloverwogen kunst als aan de natuur; of zij, die het werken van de Almacht in de korven gadeslaan, moeten wel verwonderlijk verdoold zijn in hun begrippen.

Zijne slaafsche ziel boog voor de almacht van den dwingeland; zijne vingeren omklemden niet, zelfs niet voor een oogenblik, het gevest van zijn dolk, om dien den onmensch in het hart te stooten. Ja, toen de dwaze vorst zijn vraag herhaalde, antwoordde de kruipende hoveling, de hand op zijn hart leggende: »Geen God had zekerder kunnen treffen!" Weinige weken daarna vertrok de koning naar Saïs.

Toch was Wouter er niet beter om dat-i berouw voelde over 't gebrek aan ondeugd, waaraan hy meende zich te hebben schuldig gemaakt. En dit voelde hy zeer goed. Hy dacht niet gaarne aan wat hem vroeger liefelyk voorkwam, jazelfs dit durfde hy niet! Z'n herinneringen aan de indrukken die Femke hem meedeelde, z'n eerzucht, z'n lust om met 'n beetje almacht het goede te bevorderen, z'n onverzadelyke begeerte om de oorzaken der dingen te kennen... och, dit alles hinderde hem. Even ontevreden als immer met z'n tegenwoordigen toestand, had hy zoomin lust zich bezig te houden met het verledene, als met 'n toekomst waarover 't bestuur hem ontglipt was omdat schuldbesef idealen bederft. Tot krachtig hopen is reinheid noodig, en wèl is 't grof en dom van godenmakers, dat zy, om afdwaling te bedreigen met straf, meenden behoefte te hebben aan 'n

Op de koperen plaat op den deksel staat: Labor vincit omnia. Maar een ander opschrift zou beter gepast hebben. Er had moeten staan: Amor vincit omnia. Ook die oude kist in de kast onder de trap in de kerk is een bewijs voor de almacht der liefde. O Eros, alles beheerschende God! Voorwaar! Gij, o Liefde zijt eeuwig.

Keer weder tot u zelv'! Ja, Lucifer bezweek aan 't Hemelsche gewelf; En gy, des menschen kroost, omstuwd van sterflijke armen, Bestrijdt Gods vonnis? Neen, toon deernis, toon erbarmen, Toon liefde aan uwe Elpine, aan haar, die om u lijdt, Wie ge alles, wie ge meer dan zelfs Gods almacht zijt! Ja, 'k veins niet, heel mijn hart, mijn ziel, mijn gantsche wezen, Hangt thands aan u, aan u.

Zij hadden gemeend, Merlijn had hen ook wel mogen verzellen, maar Merlijn, die een toovenaar was, hoewel geen kwade, zeide, hij ging niet naar Rome en boete had hij niet te doen: geleid had hij alleen de dingen, die zonder hem toch zouden gebeurd zijn, volgens de wille der Almacht en der Tronen en Hiërarchieën... Goed begrepen de ridders niet wat Merlijn bedoelde met die opsomming der hemelsche machten, maar zij baden voor hem onder weg en in Rome... De Koning Artur, alle die lange maanden, zat, uit rouwe, niet aan de Tafel-Ronde, ook om de nieuwe ridders, wier twijfel en tegenzin hij had opgemerkt, niet te dwingen tegen hun ongeloof in: dat deed hem echter harde pijn en gaarne had hij wel eens alleen aan de jaspis-tafel gezeten maar liet dat na om Guenever, die melodie-vol hem zeide, dat het, nu hij krank was, zeer kwade was voor de gezondheid en ook voor de maag: de "fonteyne aller schoonhede" geleidde Koning Artur dan zoetkens van daar...

Wat heeft dit hart te vreezen, Daar 't graf nog open staat en God ontferming biedt? Maar neem, ô neem mijn ziel die dierbre toevlucht niet. Neen, de Almacht heeft voor ons, in Adams doem verstoten, Voor 't kroost van onzen schoot, uw Eden toegesloten; Wij erfden vloek van hem, ellende, en ramp, en graf, Niets hoogers: maar één hoop, één uitzicht bij die straf.

Gij wiens ziel Vervult dees weerld van wee, Vijand die heerscht: Buigt niet in eerbied of in bang gekniel Voor u elk ding van heem'l en aarde om 't zeerst? Ik vloek u! Als berouw omgrijp' Eens lijders vloek zijn beul, en nijp', Totdat uw eindloosheid een kleed Gelijke van vergiftigd leed, En tot uw almacht zij een kroon van pijn, Klemmend als brandend goud rondom uw smeltend brein!

Links zag ik de jonge vrouw, en rechts de oude beiden geknield, de handen gevouwen, het hoofd opgericht naar het Madonna-beeld. »Wat doet gij?" riep ik der oude toe. »Ik aanbid het beeld des geloofs, dat door het wangeloof geschonden werd." »En gij?" vroeg ik der jonge. »Ik kniel voor de almacht der wetenschap, die met hare speer het bijgeloof heeft doorboord."

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek