Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


Hun jamm'ren, met één woord; en waarom die herhaald! ô Oogenblik van lust, wat werdt gy duur betaald! "Maar, dierbre Elpine, ik heb nog andre ramp te melden. 't Waar weinig, zoo de ploeg moest snijden door de velden, En 't voedsel door de spa' gedolven uit het zand, De prijs des arbeids was van de onvermoeide hand.

Die forsche Reuzenkrachten, Die armen, afgericht op dier- en menschenslachten, Die boezems, van een bloed als 't Englendom doorstraald, Maar minder week dan wy, en voor 't gevoel verstaald; In 't kort dat fier geslacht, dat alles kan bedwingen, Is voor deze aard te groot, te groot voor stervelingen. Het lot der dierbre vrucht, die my uw schoot belooft, Verbindt me aan hun belang.

Trotsche Maas, wier kabb'lend nat Ook mijn dierbre vaderstad, Uit uw volle kruik komt laven, En haar strekken doet ten haven Voor kasteelen, rijk aan pracht En met keur van schat bevracht Van de rijke morgenlanden, Van de kille nachtschâuwstranden". zooals Van der Hoop zegt van de Maas, die hij liefhad, zooals elke Rotterdammer. En terecht!

Zoo borst hy angstig uit: »Mijn vader is een Hooge Heer.... »Toch, Ellen! toch ik zie u weêr, »En als mijn dierbre bruid!" Straks joeg een strijdros langs den weg Die recht naar Londen gaat. Zijn Ruiter reed met rustloos hart; Een wapen, wit en rood en zwart, Gestikt op zijn gewaad. En later reed er, eer de schaaûw Nog heenkroop naar het oost, Een droeve Jonkvrouw langs die baan.

Ga, dierbre Jongling, ga! Blijf op het pad volharden, Dat, u ten heil, natuur met rozenbloesems tooit! Smeek groeikracht voor het zaad, zoo kwistig uitgestrooid! En rukk' geen wervelwind de jonge loot aan flarden, Die eens dat zaad ontspruit en 't jeugdig blad ontplooit!

De beurt was aan Straton: Mijn zwaard wil ik hullen in mirteblaren, Als Harmodios en Aristogeiton, Toen ze op het heilige Athenafeest Hipparchos den tiran vermoordden. Ten slotte klonk het uit Kynaigeiros' mond: Steeds zal uw faam het aardrijk vervullen, Dierbre Harmodios en Aristogeiton, Daar ge den tiran ontlijfdet en Van 't haatlijkst juk Atheen bevrijddet.

'k Gun anderen met my deel in de Echtkoets, in uw hart: 'k Zwicht voor uw voorkeur, ja, en overwin mijn smart. Maar zend me, ô dierbre, niet onmenschlijk uit uw oogen! 'k Zal sterven aan uw zij' en met u oorelogen. 'k Zal, weerloos, onbevreesd, met dees ontblote borst Uw boezem dekken, en, van eigen bloed bemorst, De pijlen, u bestemd, in 't brandend harte vangen.

Wat heeft dit hart te vreezen, Daar 't graf nog open staat en God ontferming biedt? Maar neem, ô neem mijn ziel die dierbre toevlucht niet. Neen, de Almacht heeft voor ons, in Adams doem verstoten, Voor 't kroost van onzen schoot, uw Eden toegesloten; Wij erfden vloek van hem, ellende, en ramp, en graf, Niets hoogers: maar één hoop, één uitzicht bij die straf.

'k Zag mij liever nog herschapen In den balsem, lieve maagd! Die er op uw vlechten druppelt, En u door zijn geur behaagt; In de paarlen, die er dartlen, Stoeien langs uw' elpen hals, Of in d'overkostbren gordel Van uw golvend boezemmalsch! Maar het liefste, dierbre schoone, Als mijn hart zijn wensch bezat, In uw schoentje, opdat gedurig Mij uw kleine voet betrad."

IIIe Zang, vs. 571, bl. 50, rl. 10 v. o. Ja, 't was mijn afscheidskus, 'k verlaat u dierbre sponde

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek