United States or Bahrain ? Vote for the TOP Country of the Week !


'k Gun anderen met my deel in de Echtkoets, in uw hart: 'k Zwicht voor uw voorkeur, ja, en overwin mijn smart. Maar zend me, ô dierbre, niet onmenschlijk uit uw oogen! 'k Zal sterven aan uw zij' en met u oorelogen. 'k Zal, weerloos, onbevreesd, met dees ontblote borst Uw boezem dekken, en, van eigen bloed bemorst, De pijlen, u bestemd, in 't brandend harte vangen.

Ja! Gij kent zooveel menschen.... Ja! Ik zal mijn best doen, beloofde Snepvangers, terwijl hij in de echtkoets stapte. Hij nam den verdierenpikker in zijn vertrouwen, die de zaak niet te zwaartillend onderzocht. De beste koeikens zoekt men op stal, maar toch moeten de liefhebbers ze weten staan. Hij zou eens rondzien, maar nu had hij Snepvangers over iets gewichtigs te onderhouden.

Met één oogopslag ziet zij welk een verandering er heeft plaats gehad, sedert ze een paar uur geleden die kamers verliet. Een keurig frisch-groen behangsel met nette kwasten is er om den hemel van haar echtkoets gehangen. In weinige seconden was Eva beneden, en bevond ze zich in de voorkamer der suite, die het uitzicht op den wal heeft.

Stomme getuige van huwelijkstrouw en oudervreugde; getuige van slapelooze nachten, vol angst en zorgen; getuige van smeek- maar ook van dankgebeden; getuige van bitteren rouw, maar tevens van kinderlijke onderwerping. Tegenover de bejaarde echtkoets met de groensaaien gordijnen, ziet gij het groote kabinet.

Nu-en-dan zelfs betrapte hy zich op 'n regel uit Bilderdyks "Floris" en voorziende dat het meisje hem niet begrypen zou, wapende hy zich in de voorbaat met de verzekering dat dit de woorden waren van onzen grootsten dichter. Of ze dáárvoor gevoelig wezen zou? En by dezelfde gelegenheid zoud-i dan tevens haar vragen wat 'n "wulp" was, en 'n "echtkoets" en "kuisheid" en zoo voort.

Het wolkje gaat, de wind, het water gaat: De dag heeft reeds den zonnekus ontvangen Aan de overzij der kim, waar de echtkoets staat. En ik gevoel een ongekend verlangen; Ik blijf aan ’t meer, dat de’ oever kabb’lend slaat... En wilde weêr Mathilde aan ’t harte prangen. Neen, groenend woud en duizend zangerkelen!