Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 juni 2025


ABDIS. En daardoor werd de man ten laatste gek; 't Venijnig razen van jaloersche vrouwen Doodt wisser dan de beet eens dollen honds; Door uw gekijf werd hij belet te slapen, En daardoor werd hij eindlijk zwak in 't hoofd; Met uw verwijten werd zijn maal gesausd; Onrustig eten stoort de spijsvertering; 74 Zoo werd het woedend vuur der koorts gewekt; En wat is koorts, zoo niet een vlaag van waanzin?

En ik bid u, Wees niet ontdaan. Neen, haal het er weêr af. Wat let het of ik bloed? Mijn eedle Heer, gij ziet dat ik gelijk had. Mijn zwaard is fijner staal, beter gehard. En nu dolk tegen dolk. SIMONE: Blusch uit den fakkel, Bianca. Nu, mijn Heer, Nu tot den dood van éen van ons, of beiden, Of misschien alle drie. Ha! duivel, heb ik je eindlijk in mijn greep?

Schei uit met je mesjoegaas!", riep Soor bij de bedstee. "Lik-me-de-maarsch," gijnig, maar zachtjes, zei Joozep. "'t Pissertje!" , las scherp-zangrig Raatje. "'t Pissertje?" , herhaalde blijig de moeder van Joozep en allen lachten, omdat ze èindlijk een nummer had op haar kaart. Ze schoven dichter bijeen. Jacob lodderig kijkend, wroette 'n duim in z'n neus, likte het vuil met smakkende lippen.

Van Kabibonokkaas voorhoofd, Van zijn witbesneeuwde hairen, Droop het zweet bij stralen neder, Kuilen in den aschhoop borend, Even als de sneeuw in 't voorjaar Smeltend druppelt langs de goten En de groene sparrenstekels, Gaten in het sneeuwkleed halend. Eindlijk was hij overwonnen, Onverdraaglijk was de hitte, Was hem 't lachen, was hem 't zingen.

Alleen de groote zonnen hangen Als feller kaarsen in dien schijn: De ziel herdenkt heur lang verlangen In nietsverlangend zaligzijn. Alsof van achter diepe slippen Haar dolend tasten eindlijk vond Met hare warme blinde lippen Nog lichter lust dan uwen mond. Weg boven dood en leven zweven Wij op in duizelhellen schrik: O kort en onbegrensd beleven Van eeuwigheid in oogenblik!...

Die niet ontziet den roem zijns scepters te bevlekken, Mag doen als Farao, en laten henen trekken De slaven van zijn rijk, die onder 's Hemels wiel Den koning eigen zijn met lichaam en met ziel, Die steeds gehouden zijn den koning toe te wijden De vruchten van hun zweet, en honger zelfs te lijden, De slaaf, die 's princen hoofd met een gemarmerd dak Moet overwelven 's daags, en onder 't hemelvlak Zelf slapen al den nacht, en dubbel wordt vergouden , Wanneer bij zijnen loon hij 't leven mag behouden, Of rekent zijnen heer hem 't schuimsel van der aard, En is hij op de helft naauw zoo veel eere waard, Geen vrijheid komt hem toe, ten zij hij 't mag verwerven Door zijnes konings gunst, of eindlijk door zijn sterven.

Het Beest, dat zoo onz' rust verstoort, Zij oogenblikkelijk vermoord: Ik stort, wat ik zoo pas verzon, De muis nu in de waterton; Daar vindt ze dra een wissen dood En wij zijn dan weêr uit den nood." "Maar, man, hoe zult ge dat toch doen? Hoe kunt ge zulk een denkbeeld voên! Ach, Sparretje, geloof mij vrij, De muis is slim en vlug er bij, En zoo ontkomt ze u eindlijk nog," "Hoor nu zoo'n wijf!

Zacht golft het gras over zijn diepe graf te Highgate, maar hij staat hier tusschen ons, hier naast mij, en daar zit hij tusschen u." En zacht vloten de beken van de tranen omdat het denken bij de lijdenden eindlijk gekomen was. Er waren oude arbeidersgezichten, als steenen koppen in de buitenlucht. En zij weenden niet, want de arbeid had hen gewend aan alles wat hard en pijnlijk.

Toen was 't hem of de wereld duister werd en klein, een floers van rouw hem voor de oogen kwam..., liet hij zich op z'n knieën eerst, toen, met heel zijn zware lijf, voorover vallen.... Z'n gezicht lag in het droge heide-mos.... Z'n vingers kromden zich en groeven in den grond.... Er krampten lange snikken in z'n schokkend lijf.... Zoo lag hij eindlijk, eindlijk uit te huilen....

Dit wil, dit zal ik, dit! en in deze aardsche dalen Gods straffend banbevel met woekerwinst betalen. Nog eens: ik vlieg." Hy sprak, en knarstandde, en verdween. Nu stormde 't in den drom vervaarlijk onder een. Een aantal week te rug van 't Almachtlastrend brullen Des monsters. De felle Meschomod roept eindlijk: "Geen beraden! Verga hy, die den arm des bystands durft versmaden!

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek