United States or Jamaica ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Het zwiept veel erger, dan ik dachtzei Bob. »Het zweept, moet je zeggen, lieve neefzei Tante. »Zwiepen is geen woord; dat zeggen koetsiersMijnheer de Wild vond het tijd een einde aan het gesprek te maken. Misschien was hij wel bang, dat Bob nog meer dergelijke grappen zou uithalen. Hij zeide daarom: »'t Blijft maar regenen, jongens. Dat is jammer voor jelui, want nu heb je huisarrest

Ofschoon het niet meer regent, jagen zware wolken nog steeds voort aan den hemel. Van verre ratelt de golfslag der hoogschuimende zee langs het keien-strand. Op den linkeroever van den Paillon, onder de hooge platanen, wier takken zwiepen en kraken, wendt de jonge man eensklaps zijn schreden naar de steenen balustrade, aan wier buitenwand de bergstroom zich in de diepte een weg baant naar zee.

»O, de storm« zoo schreef ik later neer wat ik daar dacht aan het strand »o, de storm die over onze lage polderlanden briescht, de popels zwiepen doet, fluitend door de boerenlaantjes blaast, het slootwater rimpelt en opstuwt tegen den wal, hij is een dartele knaap, onschuldig in zijn onstuimigheid.

Daar zit ik nog op het oude houtblok aan het diepe water, waar de zalm leeft, en de groote rivier snort langs me heen met de witte schuimlappen die uit het ondiepe komen drijven. Het schildpadje op zijn wipplank heeft gezelschap van een tweede gekregen; ze zwiepen samen op en neer, in den stroom, die alles maar goedmoedig toelaat.

Het geel pluimt er boven, drijft er over, fel, schreeuwend. Het perk staat, netjes afgerond, als de vroolijke, kleurige opgewaaide pruik van een boschduivel. Kloek! Kloek! Petie! Petie! Ergens achter een schutting klinkt het pittig, gedempt geluid van kuikens. Ik zie ze in verbeelding, mollig, geel, dribbelend, met gele bekjes, pikkend in den grond. De boomtakken zwiepen.

Mijntje, die Bekkie suste en Reggie met Eleazar in de kamer hoorde, gilde dat 'r gekrijsch langs de wanden opgierde. Dat fel, snijdend geklaag, scheen Eleazar te zwiepen.

De wolken hingen laag, alsof men ze op ons neerwierp; eindeloos ver deinde de witte schemer, waaruit wij alleen opdoemden, onze voeten knarsend over de sneeuw. De wind deed de toppen der kale boomen zwiepen, maar wij werden beschut door het boschje. Ik eindigde mijn verhaal op het punt, waar de ingesloten Abrek een lied aanheft en zich in zijn dolk werpt. Allen zwegen.

Zij voelde nauwelijks nog moed verder te gaan, zij had zich nu kunnen storten in die modder, waardoor zij waadde en blijven liggen en de stormen over haar heen laten zwiepen, totdat zij gestorven was! Maar dat zou te laf zijn na den moed, dien zij betoond had en zij wilde, zij wilde nu denken, waar zij zou kunnen wegschuilen.

Plotseling begon de geheele kroon heen en weer te zwiepen, niettegenstaande er geen wind woei. De geheele boom boog eerst naar de eene zijde en daarna naar de tegenovergestelde over en herhaalde dit een paar malen. Toen scheen de stam met den grond omhoog te rijzen en weer te dalen, en maakte allerlei bewegingen tot bijna even plotseling alles ophield.

"Niks", zei hij: "steenen dragen. Zal 'k harder lezen?" De dreunslag van 'n heipaal die omlaag smakte, rammelde tusschen de buitenmuren. Nou-ie zweeg hoorde-die de plank zwiepen en stooten, waarover de steendragers liepen. "Ja, lees harder," zei ze, 't hoofd weer in rust achterover, maar nog vóor-ie 'n woord had gesproken, zat ze gejaagd op. "Wi-je me stoel 'n beetje na 't raam douwe?"