Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 10 oktober 2025
Wie is het dan die met zoo hoofsche gunst Zich wel verwaardt ons gastvrijheid te aanvaarden? GUIDO: Mijn naam is Guido Bardi. SIMONE: Hoe! De zoon van Firenze's hoogen heer wiens duistre torens, Als schaadwen door de zilvren maan omdwaald, Ik elken avond uit mijn venstren zie? Heer Guido Bardi, gij zijt welkom hier, En nog eens welkom.
Ik voel, ik zie die oogen brandend door Geglimlach dat in tranen flauwt, als sterren Half uitgedoofd in mist van zilvren dauw. Beminde en schoonste, die de schaduw draagt Dier ziel waardoor ik leef, wat zijt gij laat: De ronde zon beklom de zee; mijn hart Was ziek van hoop, voor de indruk-looze lucht Het naadren voelde van uw late veedren.
Hoe schudt uw blanke tel den hoogen kop, En briescht, en doet het spichtig oor bewegen, En stampt het zand tot rots met dof geklop, En laat de pluim de zilvren zijden vegen. Daar hebt gij snel uw sneeuwen ros bestegen, En roept, en rukt, en houdt de trenzen op, En steigert heen in golvenden galop, En wendt u in den zaêl, en lacht mij tegen.
Aan Dr. D. Reinders. Nog liepen nachtlijke uren voort Door 't ruim op zilvren voeten Toen ik, aan donkre kimmepoort Ging gouden morgen groeten, Maar nog in diep, diep duister zag Den nacht voor de eersten Julidag.
Op het eerste, het eigendom der familie De Jonge van Ellemeet, werd in 1862 Koning Willem III op vorstelijke wijze ontvangen; hier was de eigenaar in 1873, de gastheer van een schaar letterkundigen, bij het Taal- en Letterkundig Congres te Middelburg vereenigd, en Beets zong in de Oranjerie van dit buiten den gastheer toe: Dat de Overduinsche bloemhof bloei', Zijn boomgaard ryke vracht doe plukken, Het kunsttrezoor er overvloei' Van altijd nieuwe meesterstukken; Zijn Eigenaar aan 't zilvren haar Op 't hoofd, zoo ongebogen, Nog lang den gloed van 't leven paar', Dat tintelt in zijn oogen.
Zij is niet aardsch, zij is als sterrenbeelden, Die zilvren in der nachten blauwen glans; Zij draagt altijd een bleeken gloriekrans Van na veel liefde en leed verworven, weelde. Hoe vaak ik ook haar lokken teeder streelde, Haar voerde, aan 't hart door 's levens vreugdedans, Eén oogwenk later zij zich gansch verheelde, Geweken naar der Hemelen diepste trans.
Op! en, eer u, moede en mat, De arm des bleeken doods omvat, Pluk u nog een enkel blad Uit den krans der glorie! Daar waar Caraöns zilvren vloed 't Bekrompen heuvelvlak dooradert, Verhief, in grijsverleden tijd, Een rieten stulp zich in 't gebladert'. Verwijderd van het stadsgewoel, Slechts starende op den Albehoeder, Bloeide Emma hier in stille rust, In de armen van de beste moeder.
Mijn handen rusten op de uiterste kusten Der aarde, als, in roerloos peinzen, Eén bonte gedachte ik mijn liefde verwachte... Die mij achter de zon zal doen deinzen. ’k Zie, ’s nachts, door mijn armen de sterren zwermen En het donzige wolken-gewemel, En de maan, die mij haat, en zich koestert en baadt In den zilvren lach van den hemel.
't Was al wat oogen zagen Vol vorstelijke praal En hoeft men meer te vragen De stoep was van metaal. De leuning was zeer schoon Uit louter goud gedreven, De deurknop scheen een kroon Met paarlen als omgeven En breede, zilvren platen Geklonken aan den grond, Bedekten al de straten Zoover haar woning stond.
Hoe minzaam heeft uw koozend woord geklonken, Uw zilvren woord, maar ál te goed verstaan! ’k Zag in uw oog een glimlach en een traan, Blauw bloempje, waarin morgenparels blonken;
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek