United States or Uruguay ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wie had er ook gemeend dat het zoo jammerlijk vreemd met die koe zou afloopen? In de eerste maanden van de dracht was 't een gerust en gestadig aftellen van den tijd, met goede verwachting van een gezond kalf, een zekere uitkomst die op den gestelden dag zou gebeuren, zoo zeker als de zonne die 's morgens rijst en zonder falen 's avonds ondergaat.

In plaats van het »Vrouwe" het »domina", meesteres, der troubadours gebruikt hij in een fraai gedicht: »Wîp" als de erenaam der vrouw, de natuurlike naam van het geslacht in plaats van de conventionele aanduiding van de stand en hij verheerlikt de »echtgenote" in plaats van de »vriendin". Mooi en natuurlik, zoals nog geen een dichter vóór hem, geeft Walther uitdrukking aan zijn echt rechtstreeks plezier in de schoonheid der vrouw: schoner gezicht zelfs dan de pracht der zomerweide is hem de schone reine vrouw, wanneer zij in een nette dracht en fijne witte hoofdtooi ten feeste opgaat, in fiere houding en door haar maagden begeleid, maar nu en dan toch eens vriendelik omkijkend, een zonne tussen sterren.

Ja! zang en lachen duren kort Als bloemen in den zomerdag; De zomer sterft; de bloem verdort: Zoo sterft der menschen zang en lach. Maar nu der zonne gouden val Vloeit langs gelaat en blinkend kleed, En zij gaat zingend of zij zal Zóó eeuwig zingen zonder leed, Nu voel ik of 'k mij zelven wieg In droomen die maar kort bestaan 't Is beter zoo 'k mij zelf bedrieg Dan 't leven droomloos door te gaan

Zoo lang zij dacht, dat haar mijn heer beminde, Was zij, zoo meen ik, even schoon als gij; Maar sinds zij niet meer in den spiegel ziet, En 't masker, dat de zonne weerde, wegwierp, Verkleurt de lucht de rozen van haar wangen, En rooft aan haar gelaat zijn lelieblank; En werd zij even bruin, als ik het ben. SILVIA. Hoe groot was zij? 162

De jeugd, de lente, de illusie, die, de eeuw'ge jeugd van 't leven, als d' adem zelve der schoonheid is die over den dichter gaat. Mei, in zoo een boek; de ook uit water gesteeg'ne, de het land ingedraag'ne op zonne- en luchtewolken en dragende als een geuren-vracht de volksgeboortenis aan; Mei, zóo te hebben, omstoet van alles wat maar den vroegen zomer doorbloost.

Vervolgens ging zij op een der gespannen koorden zitten en schommelde, zonder met heure voeten den grond aan te raken. Onder 't schommelen, liet zij Uilenspiegel heure blanke, ronde armen zien, bloot tot aan heur schouderen en die de bleeke zonne bestraalde. Op en neder wippend, bekeek zij hem gestadig. Hij ging buiten om tot heur te gaan. Lamme volgde hem.

Dan, weg van hier, onzalige: gaat varen alwaar nooit zonne en rijst; alwaar de grimme baren staan ijsvaste overende, als rotsen; en waar nooit noch blom noch blad den buik van moeder aarde en tooit! Gaat aan!

Hare voeten klepperden vluggelings over de kasseide, en tegen haar voorhoofd sloeg gedurig 't schoone geweld van de zonne. Ze draafde voorwaarts, kleintrippelend, steegjen in en steegjen uit. De warmte, die langs hare leden opklom, deed haar deugd en ze glimlachte haast, al werend de zoete straling af, die neerpletselde uit den ronden hemel. Ze stond meteen vóór 't kleine huizeken.

Het zonne- en regenzeil werd zoo laag gespannen, dat men er net niet meer recht onder kon staan, en hoe irriteerend dat op den duur werkt, weet ieder die het heeft ondervonden, terwijl het even goed anders zou hebben kunnen gebeuren. Voor het eten had hij daarbij volstrekt geen zin.

Merkwaardig, maar zeker niet onnatuurlijk is het, dat de zonnegodheid bij de Letten, even als Helios op Sicilië, ook de hoeder en beschermer der veekudden is: O! Godheid met uw gouden lokken! Wil mijne koe doen weiden, Zoo ook mijn ossen, schapen, bokken, En hun der wolven bloeddorst mijden! Dit smeek ik U! o Zonne!