Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij hief het hoofd op en zag met verrassing Dakerlia en Witta aan zijne zijde staan. Hij sprak met hen door treurige blikken en stomme gebaren, want, om de stilte niet te storen, durfde niemand hunner iets zeggen. Robrecht trok twee stoelen bij, en Dakerlia en zijne zuster knielden nevens hem met saamgevoegde handen.

Jonkver Wulf, door dezen onverwachten oproep verrast, murmelde eene onduidelijke verschooning. "Inderdaad", bevestigde Witta, "al die vervaarlijke geschiedenissen van den storm op zee en de akelige lijkplechtigheden der Kerels beletteden u aan Robrecht te denken."

Hij liet het hoofd hangen en scheen onverschillig aan hetgeen er rondom hem geschiedde. Dakerlia, zijne verloofde, Witta, zijne zuster, in de macht van zijnen vijand, van den snoodaard, die zoo laf zijn geslacht en zijn vaderland had verraden! Dit schromelijk gepeins vervolgde hem als eene nachtmare en hield zijne geestkracht verslonden.

Hij stapte haastig ter zaal uit en sloeg de deur geweldig toe. Witta voegde de handen te zamen en riep tusschen overvloedige tranen: "O, Dakerlia, heb medelijden met mij! Sterven, sterven, op het schavot, zoo jong! Ik ben vervaard, ik bezwijk van schrik. Wees niet zoo wreed! Zie mijne tranen aan, geef mher Disdir een goed woord!"

Na eene korte wijle tijds was hij gansch gekleed, daalde den trap af en ging naar de voorzaal om daar zijn zwaard te nemen. Nauwelijks had hij den gordelriem zich om de lenden gegespt, of Dakerlia en Witta stormden klagend en met opgeheven handen de zaal binnen. "Wach arme! Wach arme!" kermden zij, "God behoede Kerlingaland!" "Wat is er geschied?" mompelde Robrecht verschrikt.

"Gij hebt nooit afgunst gevoeld, Witta; de minnenijd heeft nooit u den boezem verteerd. O, behoede de barmhartige God u voor zulk akelig lijden! Het is eene slang die om ons hart gekronkeld ligt en het vezel voor vezel verbijt en verscheurt." "Maar laat mij spreken", morde Witta, hare klacht onderbrekende. "Ik heb eene verrassende tijding u mede te deelen.

Van dit oogenblik af mag ik aan Dakerlia niet meer denken en gij, zuster, gij moogt haren naam voor mij niet meer uitspreken. Begrijpt gij mij, Witta?" "Ik begrijp u, broeder", was het treurig antwoord. "Pijnlijk is de plicht, maar toch, gij hebt gelijk. Zwijgen zal ik. Eilaas, indien die arme ... Bloed laten! Het is schromelijk!"

In de angelsaksische Chronyk wordt de afkomst van de Friesen Hengist en Horsa, de bekende aanvoerders der germaansche stammen die Brittannie veroverden, op de volgende wyze vermeld: »Heore heretogan woeren twegen gebrothra, Hengest and Horsa, the woeren Withgilses suna. Withgils was Witting, Witta Wecting, Wecta Wodning."

En zoo, waarschijnlijk haar eigen vermoeden overdrijvend, spande de goede Witta alle mogelijke pogingen in om de gepeinzen harer vriendin van den dood haars vaders af te wenden.

Kon Dakerlia, na eene maandlange afwezigheid, nalaten hare trouwe vriendin Witta te bezoeken? Onmogelijk!... maar indien Robrecht te huis was en zijn oog haren vreesachtigen blik ontmoette? Zou zij niet beven, schaamrood worden en den angst haars harten verraden? Ja, nu toch zag zij klaar in hare eigene ziel. Hoe had zij het zoolang voor zich zelve kunnen verborgen houden?