Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juli 2025


Gij zijt Kerlinnen en gij bemint uw land!" Deze strenge woorden brachten eenen plotselijken ommekeer in het gemoed der jonkvrouwen. Witta stortte nog eenige tranen, ofschoon zij zichtbaar geweld deed om haren angst te bedwingen.

En Witta opnieuw in hare armen sluitende, begon zij te juichen van het geluk dat hen allen wachtte, van de eeuwige vriendschap, van de onverstoorbare liefde waarin zij te zamen zouden leven als in eenen immer wolkenloozen hemel.

Onder het uitspreken dezer woorden verwijderde hij zich met den kastelein door de duisternis.... Dienzelfden avond en bijna op hetzelfde uur, zaten Dakerlia en Witta nevens elkander in eene kamer van sher Disdirs Steen. Hunne oogen waren rood van weenen; de lange treurnis moest hunne krachten uitgeput hebben, want zij zaten daar met hangend hoofd, beweegloos en zwijgend.

"Mijn broeder heeft mij gebeden hier van hem nooit te spreken", zeide Witta, "en ik gevoel wel dat de plicht mij het insgelijks gebiedt: maar uw bitter lijden, Dakerlia, uwe sombere wanhoop, die ik wel doorgrond, dwingen mij tot zondige onbescheidenheid." "O, spreek, spreek uit medelijden!" smeekte jonkver Wulf. "Welnu, hoor dus wat ik u meende te verzwijgen.

Uw vader bemint u te veel om bij uw lijden ongevoelig te blijven." "Het is te begrijpen, Witta. Hij vreesde dat eene erge ziekte mij bedreigde en was daarom, uit liefde tot mij, zeer bekommerd; maar nu hij weet wat mij ontstelt, is hij geheel gerust. Liefdezaken? Men sterft daar niet van, zegt hij." "Hij heeft gelijk, meen ik, Dakerlia."

Zij wierp zich aan den hals van Witta en riep tusschen haren koortsigen zoen: "Nog eens, nog eens voor de laatste maal!" En zich uit de omhelzing losrukkende, meende zij haren stap tot de deur te richten; maar Robrecht hield haar terug en zeide met aangejaagdheid: "Blijf, Dakerlia, ik smeek u! Gij waant mij gevoelloos voor uwe smart? Mijn verdriet is dieper dan het uwe.

Eenen zwaren zucht slakende, riep Dakerlia klagend uit: "Ach, Witta, Witta, waarom pijnigt gij mij zoo wreedelijk?" Jonkver Sneloghe verkeerde in eene lastige verlegenheid. Haar broeder ging komen; zij moest zich haasten en de groote ontstelbaarheid van Dakerlia maakte hare taak zoo moeilijk!

Dit bracht mijnen vader op de gedachte deze gelegenheid waar te nemen om zijnen broeder te bezoeken die niet verre van daar te Helbedinghem woont, en welken hij in tien jaar niet meer had gezien. Het was wel dertig uren verre; maar toch, ik, nieuwsgierig om dit gedeelte van het oude Kerlingaland te kennen...." "Dertig uren verre over zee? En gij hebt aanvaard?" kreet Witta verbaasd.

En gij hebt aan deze onchristelijke plechtigheden deelgenomen, Dakerlia?" "Ik moest wel, mijn vader gebood het mij. En toch, wat kwaad bestaat daarin, Witta? Het zijn onze voorouderlijke gewoonten." Robrechts zuster schudde afkeurend het hoofd.

Ik durf het wel bekennen, Witta: ik was een beetje verschrikt van de overvaart op den grooten, wilden plas; maar de tegenwoordigheid van eenen Walschen priester, die naar Rodenburg wilde en met ons zou varen, gaf mij moed." "En gij deinsdet niet terug van eene zoo lange zeereis, Dakerlia?" "Neen, vermits een priester ze zonder kommer wilde ondernemen."

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek