Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juli 2025
Er is dikwijls gezelschap; somwijlen rijden er op éénen dag vier of vijf koetsen door den hof; somwijlen ook is het als eene processie van arme menschen, die de dreef instapt om naar het kasteel te gaan, waar de pastoor, in naam der eigenaars van Wildenborg, milde en overvloedige aalmoezen uitdeelt.
Nu is Wildenborg een schoon buitengoed. Wegen en dreven zijn door het bosch getrokken; het kasteel is hersteld en glanst uit de verte door het blinkend wit zijns gevels en het helder-groen zijner vensters. Geen onkruid meer in den hof; slingerende paden, lustboschjes en bloemen overal.
"De boer, die onzen reiskoffer tot hier heeft gedragen, dorst het hek niet naderen, hij meent, dat Wildenborg krielt van kwade geesten en spoken. Gij toch, vrienden, schijnt menschen te zijn: ik bedank u voor uwe dienstwilligheid." De hovenier maakte een kruis en slaakte eenen hollen zucht.
Het is tien jaar geleden, sedert den 13den Juli; mijn meester leefde wel eenzaam, maar de zaken gingen op Wildenborg niet als nu. Op eenen zekeren nacht werden wij onverwachts gewekt door een vreemd geraas in de lucht. Het was, alsof de aarde beefde, alsof er honderd wagens te gelijk door den hemel reden. Daarop begon het te bliksemen en te donderen, dat wij meenden de wereld te zien vergaan.
"Alzoo, Peternelle, gij zijt zeker, dat mijn arme oom gaat sterven, en gij hebt geene de minste hoop meer op de behoudenis zijns levens?" "Eilaas, niet de minste. De pastoor van het dorp zegt het insgelijks, er is niets aan te doen!" "Ha, de pastoor komt somwijlen op Wildenborg?" "Hij komt er dikwijls, hij is de eenige mensch, die tot mijnheer Reimond mag naderen. Zij zijn goede vrienden.
"En de dokters, eerwaarde, konden dezen hem niet helpen?" "Ik geloof het niet, mejuffer, de ziekten der verbeelding laten zich moeielijk genezen. Daarenboven, mijnheer Reimond leeft opgesloten en wil volstrekt niemand dan mij alleen op Wildenborg toelaten. Sedert tien jaren heeft hij nog geen ander bezoek dan het mijne willen aanvaarden." "Ik begrijp," zuchtte het meisje. "Hoe schrikkelijk toch!
"Alzoo, gij zult mijnen goeden raad volgen?" "Ik zal het ten minste pogen te doen." "Heb dank, ga nu tot uwen oom. Gij ziet daar die deur? Treed er in, op 't einde van den gang is eene zaal, waar uw oom u wacht. Klop noch roep: men mag op Wildenborg geen gerucht maken. Ik volg u niet. Heb moed en wees inschikkelijk. Vaarwel, tot straks!"
Mijnheer Reimond, de eigenaar van Wildenborg, zat in eenen leunstoel voor eene breede tafel, met de rechterhand op een doodshoofd en met den blik in de holle oogen van den schedel gevestigd, als ware hij er mede in samenspraak geweest. Hij bleef zwijgend en roerde niet. De zonderlinge man kon ongeveer de vijftig jaar bereikt hebben, alhoewel hij veel ouder scheen.
"Het is een heer," mompelde de vrouw, "maar of het Willem Reimond is, dit kan ik van zooverre niet herkennen. De neef van onzen meester was een kind van tien jaar, toen wij hem voor de laatste maal zagen. Deze heer heeft geen reispak, zelfs geenen gaanstok. Hij kan dus niet van zeer verre komen." "Maar wie anders zou het zijn? Er komt nooit iemand op Wildenborg."
Eet nu eerst een beetje van de hesp, dan zullen wij een wandelingetje door den hof doen, en ik zal u allengs en met voorzichtigheid de schromelijke geheimen van Wildenborg openbaren, om uw hart voor eenen te plotselijken schok te behoeden." Willem vroeg niets meer en nuttigde zwijgend de hesp en het brood, door Peternelle hem voorgezet.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek