United States or Sweden ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dit gelukte hem zoo weinig, dat de knecht bij mijnheer Reimond bleef wonen, en mijne ouders van dan af mijnen oom nooit meer hebben mogen zien." "Die knecht heette Jakob Mispels, niet waar?" "Hebt gij hem insgelijks gekend, eerwaarde?" vroeg het meisje met verwondering. "Ik ken hem nog, mijn kind: hij woont op Wildenborg en hij is de hovenier des kasteels.

De ontmoedigde jongeling zag eene korte wijl zijnen oom met verslagenheid aan; doch hij stond welhaast recht en, knikkende, als bevestigde hij zich zelven in een genomen besluit, zeide hij: "Heer oom, toen ik naar Wildenborg kwam, liet ik mijn reispak te Hasselt. Ik heb hier geen linnen, en mij ontbreken vele noodige dingen.

Gij kunt niet zoo, op een gesteld uur, sterven, tenzij gij u zelven wildet dooden, maar daaraan is niet te denken: gij gelooft aan een ander leven en gij vreest God." "Strijd niet tegen eene onveranderlijke waarheid, nicht. Morgennacht verlaat mijne ziel haar stoffelijk omkleedsel. Ik betreur, dat ik u niet eerder naar Wildenborg heb geroepen, maar nu is het te laat.

Geschieden er geene ijselijke dingen genoeg op Wildenborg, en kan ik misdoen met de waarheid te zeggen?" "Kom, laat die dwaasheden achter, en poog een beetje beleefd te zijn," zeide Peternelle. "Ha, ha! wat zijn dit hier voor zonderlinge en vreesachtige lieden!" riep het meisje lachend.

In het eenzaam bosch, men weet niet wat men kan ontmoeten. Gij moogt hier niet langer blijven, mejuffer; mijnheer zegt, dat ik u onmiddellijk naar het dorp moet brengen." Zij volgden beiden den hovenier en verdwenen met hem in zijne woning. Het was nacht. In eene groote bovenzaal van het kasteel Wildenborg lag mijnheer Reimond met gesloten oogen op een bed.

"Het is eene edele, eene gewichtige roeping.... die gij, mejuffer, evenwel na dezen dag ongetwijfeld zult verlaten." "Hoe meent gij het, eerwaarde? Ik hoop integendeel deze roeping zeer lang te blijven vervullen." "Maar, mijn kind, vermoedt gij dan niet, waarom uw oom u verzocht naar Wildenborg te komen? Hij wil u zijn testament laten kennen: gij gaat een nog al aanzienlijk fortuin erven."

Ik zou kunnen boos worden, in de gedachte dat gij het doet om mij te plagen, maar neen, neen, gij hebt er geene schuld aan, mensch lief, het is eene vermaledijding, die op Wildenborg ligt. Sedert den ijselijken nacht heeft alles hier de stem verloren. Onze vorige koe bulkte niet meer, en onze nieuwe was nog geene twee maanden hier, of zij had hare beestentaal geheel vergeten.

Al kwame de koning zelf, het zou er niets aan doen: de deuren zijn langsbinnen gegrendeld. Nog meer dan twee uren zult gij moeten wachten, gij hebt dus tijd genoeg om van onze hesp te proeven." Deze aankondiging verbaasde den jongeling zeer. Het hoofd schuddende, trok hij eenen brief uit den zak en zeide: "Inderdaad, het moet er wonderlijk toegaan op Wildenborg.

Ik heb in het achterste gedeelte van het kasteel eene kamer voor u doen bereiden. Jakob Mispels, de hovenier, zal u dienen; hij heeft last om u alles te bezorgen wat u noodig is, en verlangt gij iets, dat zich niet op Wildenborg bevindt, Jakob zal naar het dorp gaan om het te halen.

In den diepsten schoot van dit bosch lag het kasteel Wildenborg. Het was een groot vierkant gebouw, uit rooden baksteen gemetseld, zwaar, bonkig en zonder eenig kenmerk van kunst of van smaak. De twee uitgebrokkelde torens, die boven zijn achterdeel zich verhieven, en de vorm der vensters lieten herkennen, dat het in den Spaanschen tijd was gesticht geworden.