Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 27 mei 2025


"Daar blijven, en naar je moeder luisteren; daar blijven en doen wat je moeder zegt," bleef ik maar fluisteren; en ik geloof altijd nog half en half dat ze het begrepen niet de woorden, maar den zin die er achter stak want na een poosje werden ze kalm en gluurden met verbaasde, wijdopen oogen naar buiten.

Stom zat hij daar, innerlijk doorstreden, en conrector Paulmann zeide dringender: „Wat scheelt u, mijnheer Anselmus?” Benepen antwoordde de student: „Och, beste conrector, wanneer u wist, wat ik zooeven onder een vlierboom bij den Linkeschen tuinmuur klaarwakker met open oogen voor zonderlinge dingen gedroomd heb, och, u zoudt het mij gansch niet ten kwade duiden, dat ik nu als ’t ware zoo verstrooid ben.” „Zoo, zoo, mijnheer Anselmus,” viel conrector Paulmann hem in de rede, „ik heb u altijd voor een degelijk jongmensch gehouden, maar droomen, droomen met wijdopen oogen, en dan opeens in ’t water willen springen, dat doen neem mij niet kwalijk alleen waanzinnigen of dwazen.” De student Anselmus was diep geschokt door de strenge woorden van zijn vriend, toen zeide Paulmann’s oudste dochter Veronika, een lief, bloeiend meisje van zestien jaar: „Maar, beste vader, er moet mijnheer Anselmus toch iets heel bijzonders overkomen zijn en hij gelooft wellicht slechts, dat hij wakker was, ofschoon hij onder den vlierboom werkelijk heeft geslapen en zich allerlei dwaze dingen aan hem hebben voorgedaan, die hem nu nog in de gedachten hangen.” „En, beste juffrouw, waarde conrector,” zoo nam de griffier Heerbrand het woord, „waarom zou men niet wakend in een soort droomerigen toestand kunnen verzinken?

Ongelukkig is 't om te kunnen denken en niet te mogen; om te kunnen voelen, te kunnen, te willen, en 't niet te mogen. Blijf maar dom". Er lag een wanhoopskreet in die woorden. Op een keer dat ik overweldigd van moreele pijn roerloos tegen den muur leunde, met wijdopen oogen, die niets zagen, starende in de lucht, trof een smartkreet mijn oor, die mij tot de werkelijkheid terugbracht.

Zoodra het donker werd, en zij probeerde te slapen, werd de nacht een levend, dreigend wezen voor haar, en met wijdopen oogen staarde ze naar de vreeswekkende gedaante, die zich over haar heenboog, met wreede stem roepende: "Vergeet hem, dien ge niet vergeten kunt. Spoedig zal hij heengaan, en beiden zult ge eenzaam zijn. Als hij gewond is, zijt gij niet bij hem." Soms spotte de nacht met haar.

Simon had het venster wijdopen gezet, dat uitzicht gaf op den tuin. De tuin was lichtgroen en prevelde. Kleine windjes voeren langs het jonge getwijg en vogeltjes tjirrelden door elkander. De Lente asemde binnen. Bijen kwamen tot in het raam wiegen, gonsden langs de ruiten op en schoten weg, de vrije ruimte door. Rust hier een beetje, juffrouw Francine, zei Simon.

Ze zei: Ik mag niet.... Ge moet weg, weg ... weg.... Ik ben bezoedeld.... Ik, ikke. Hare oogen bleven plots wijdopen en verwilderd staren naar de deur, en haar kinne begon subiet te beven, zodat hare tanden klopten over mekaar: op den drempel stond Ursule. Ursule, als eene doode zoo bleek, stak hare armen vooruit.

Op een avond gebeurde echter een ongemeen geval. Johan Doxa wandelde om de platte kaaien van de breede vaart. Het was een najaarstijd. Een druppelende nevel hing over het water en de gele lanteernlichten vlekten wijdopen op de dichte damplagen. De avond was dik en rot. Rappe menschen schoven voorbij of een eenzame wagen waggelde gelijk een ruchtbare schaduw door de grijze massale duisternis.

Toen zij er zoover als zij kon door was, zat zij een poosje doodstil, terwijl zij zich aan weerskanten met een poot ophield. Langzaam gingen haar kaken open en heel nieuwsgierig naar een eigenaardige hikkende beweging die zij maakte, kroop ik op handen en knieën nader en keek haar in haar wijdopen bek.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek