Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 juli 2025
Onder de oogen lagen onnatuurlijk donkere, breede kringen en ... boven de bovenlip was een geelwit snorretje te zien, dat sterk aan verkleurd poppenhaar deed denken. Het heksje stak den mond ver vooruit, en liep zeer gebogen. En met een akelig doffe stem sprak ze: "Ik heb een lange reis gemaakt. Bij de meren van Killarney ben ik geweest; aan den voet van den hoogen berg Carran Tual woon ik.
»Gelijk gij weet, woon ik te Saïs in het nieuwe slot; te Memphis evenwel werd mij, in mijne hoedanigheid van overste der Grieksche lijfwacht, die den koning vergezellen moet, waar hij ook heentrekt, een gedeelte van den linkervleugel van het aloude paleis ten verblijve aangewezen . Sedert de regeering van Psamtik I houden zich de koningen te Saïs op, zoodat het inwendige van de andere paleizen wel eenigszins verwaarloosd is geworden.
ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. En trap ik haar in, feeks, dan krijgt gij uw loon. Beproef het, dan krijgt gij het tuchthuis ter woon. Wie maakt aan de deur toch dat heidensch gedruisch? Op mijn eer, in uw stad is onrustig gespuis. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Zijt gij daar eind'lijk, vrouw, voorwaar, gij komt vrij laat. Uw vrouw, schavuit? pak u weg, en vlug, is mijn raad.
Ik zeide niets, beloofde niets, niets; bad alleen innig, dat ik al die mij toevertrouwde kleinen aan mijn hart sluiten mocht, koesteren met mijn liefde. Eén kindje alleen neem ik mee naar mijn nieuwe woon, een meisje van een jaar of acht, mij door hare ouders afgestaan. Zij is een dochter van een onderwijzer en heeft school gegaan. Het is een beeld van een kind, is vlug en handig.
"Ga met mij mede," zeide hij, "ik woon hier vlak bij; wij zullen den nacht doorbrengen met praten over litteratuur en schoone kunsten." "En dan maak jij muziek en moet Rodolphe ons zijn gedichten voordragen," zeide Colline. "Waarachtig, zeker," voegde Schaunard eraan toe, "we moeten lachen en vroolijk zijn, we leven maar eens."
Neen, nu gij zegt, dat ge mijn vrouw zijt, weet ik, dat ik droom en met verlof van deze edele ridders zal ik weer gaan slapen." Zoet antwoordde hem de heerlijke vrouw: "Ge zijt de graaf van Holland, en wij zijn Uw getrouwe echtgenoote, die uit liefde voor U zou willen sterven " "Sterven?" riep de schoenlapper wanhopig. "Zoo waar ik Willem van Nieuwen ben en in de Korte Poten woon...."
"Ziezoo," zei de oude, "hier woon ik! Kijk nu maar eens op de deur, dan weet je hoe ik heet en wat ik ben!" Willem keek op, en las van een koperen plaatje, dat op de deur geschroefd was: G. Balsem, Veearts. Het aardige huisje zag er van binnen nog netter uit dan van buiten, en het tuintje, dat er achter lag, was een lust om te zien, zoo netjes als het er uitzag.
Zoo luistert hoe mijn wanhoop rustloos krijt Om haar, wier schoone lieflijkheden gloren Daar, waar alleen haar deugd vond waardge woon. En raadloos zult ge mij beklagen hooren Het leven dat mijn eenzaam harte lijdt Nu al zijn heil en zaligheid ontvloôn.
Die buurt is in de laatstverloopene jaren door aanbou zeer veranderd, en draagt nu den naam van Schootersingel, Kennemerstraat, enz. Van oude Haarlemers echter kan men nog hooren: »ik woon op het Zieken." Dit is in nog ouderen form gezeid: Op den Zieke. De maagschapsnaam Opstelten behoort eigenlik, naar myne meening, hier ter plaatse niet.
"Ik? ik heb niets gezegd." "Wat hoopt ge dan?" "Wacht tot overmorgen." "Ge wilt het?" "Ja, Cosette." Zij nam zijn hoofd in haar beide handen, hief zich op de teenen om hem te bereiken, in haar hoop in zijn oogen te lezen. Marius hernam: "Gij zult mijn adres moeten weten; er kon iets gebeuren; men weet niet wat; ik woon bij dien vriend, Courfeyrac geheeten, in de straat de la Verrerie No. 16."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek