United States or British Virgin Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Dat is een groote, leelijke aap!" was het antwoord. "Maar was er dan bij die kraam een baviaan? Ik heb er geen gezien!" "Och, dat riepen die jongens maar om iemand uit te schelden!" was het antwoord, en hij zei er verder maar liever niets van. Den anderen dag ging Leentje in den vroegen voormiddag een boodschap doen. Daar zag ze Douwes loopen en dadelijk dacht ze weer aan den baviaan.

Als ze mij zagen voorbijrijden, namen ze mij met hun kleine oogjes op, en als ik dan een eind verder was, vroegen ze aan mijn bediende, waar wij heengingen; want ze zijn op hunne manier beleefd en de egyptische beleefdheid staat niet toe, iemand aan te spreken, die blijkbaar hooger in rang is dan de spreker zelf.

Al heb ik twee malen geweigerd Keizer te zijn! Ben ik het? vroeg Plinius. En zij dachten allen het zelfde: dat hun vriend te rijk was om veilig te zijn. Een gril van hem kan mij ook treffen, zei Quintilianus. Ons allen! fluisterden zij. Aan het Hof schijnt te broeien.... fluisterde Frontinus. Een samenzwering?? vroegen zij, zich buigende. Frontinus knikte.

Een wandeling in den vroegen morgen heeft voor dengeen, die de eenzaamheid bemint, hetzelfde genot als eene avondwandeling, en de vroolijkheid der natuur bovendien. De straten zijn eenzaam, maar de vogels zingen. Cosette, zelve een vogel, stond gaarne 's morgens vroeg op. Deze morgenwandelingen werden den vorigen avond besproken. Hij stelde ze voor, zij nam ze aan.

Den volgenden morgen mompelden de badgasten onder elkaar, dat de nachtelijke rustverstoorder niemand anders dan de duivel in eigen persoon geweest was, en zij vroegen den waard aan de warme bron, die van alles op de hoogte was, naar dezen wonderlijken gast. Deze echter haalde slechts de schouders op over de groote domheid van den duivel. Worms. De Nibelungen.

Als hij, aldus toegetakeld, plechtstatig het strijdperk binnenreed, schoten de getuigen van Riesencraft in een luiden schaterlach, doch de Hoogduitscher bleef norsch kijken met zijn bittere tronie. Toen vroegen de getuigen van Uilenspiegel aan die van Riesencraft, dat de Duitscher zijne uitrusting van maliën en ijzer zou uitdoen, vermits Uilenspiegel slechts met lompen gepantserd was.

"Er is toch geen zwarigheid?" vroegen de dames, als uit éénen mond. "Waar komt hij vandaan? Is het iemand uit Amsterdam?" vroeg Tante. "Ik weet niet," zeide de knecht: "'t Is een Monsieur in 't zwart, en, zoo ik mij niet bedrieg, dezelfde, die in het huisje van Baas Roggeveld woont." "En komt die om mij te spreken?" vroeg ik: "ik kan niet begrijpen...."

»Een heer en een dame, waar zij uit eigen beweging al vroeger heen was gegaan, die haar vroegen de heele bende te verraden, in de eerste plaats Monks. Dit deed ze en hem te beschrijven dit deed ze en te vertellen in welk huis wij bij mekaar komen en naar toe gaan dit vertelde ze en van waaruit men de beste kijk er op had dit vertelde ze en op welk uur de lui daarheen gingen dit vertelde ze.

De vijftig zonen van Aegyptus volgden hem echter en vroegen zijne dochters ten huwelijk; Danaüs gaf toe, maar overreedde zijne dochters, hunne echtgenooten in den huwelijksnacht te vermoorden, waaraan alle gevolg gaven, behalve Hypermnestra.

Hij liet mij zoo weinig na, dat ik, hoewel eenige dochter, een tamelijk arme partij was. Nochtans ontbrak het mij niet aan minnaars. Verscheidene van de aanzienlijkste edelen van Spanje vroegen mij ten huwelijk. Hij, die mijn aandacht trok, was don Alvares de Mello. Hij was werkelijk beter dan zijne mededingers. Bovendien had hij geest, was bescheiden, moedig en eerlijk.