Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juli 2025


"In 's Hemels naam," zeide Joan, met een diepen zucht: "dan zal ik moeten wachten tot ik mijn vad.... tot ik den Heer Baron zelf spreke." "Nu!" zeide Geert: "ik durf niet langer hier blijven: ik heb hier al lang genoeg mijn tijd verpraat.

Lied. en Ged., bl. 380, 395, 398, 404, 409, 417, 440, 474; Versl. en Meded. der Kon. Akad., 3e Reeks, Deel XII. De hier bedoelde stukken en nog andere van dien aard vindt men in Vad. Mus., I, 296 vlgg.; II, 146 vlgg.; Dissertatie van Dr. A. NIJLAND, p. 185; KAUSLER, Denkmäler, III, 94 vlgg.; Tijdschr. v. N.T. en L., III, 177 vlgg.; XI, 210 vlgg.; XI, 285 vlgg.; XII, 97 vlgg.; XVI, 306 vlgg.

Zoo eindelijk ook in dat dartele stukje Dmeisken metten sconen vlechtken dat aan zijne naïeve zinnelijkheid zooveel verleidelijke bekoring paart dat de dichter of een later lezer er onder schreef: "Desen sproke doet mi al te sere verlanghen" . Vgl. Vad. Ged., ed. VERWIJS, X Goede Boerden, no. VIII: "ene boerde" en Mnl. Wdb. i.v. b.v. "die boerde van den Grale". Vgl. Mnl. Ged. Mus., I, 326.

I, 104; II, 7; I, 408 vlgg. Vgl. het artikel van POLS over Graaf JAN I in: Bijdr. voor Vad. Gesch. en Oudh. en STOKE V, 222-'30. STANDENPO

Deschamps, IX Le miroir de mariage, p. 109/110. Verscheiden exemplaren van zulke "paix" bij Laborde, II nos. 43, 45, 75, 126, 140, 5293. De baljuwsche. Deschamps ib.; p. 300, vgl. VIII p. 156 ballade no. 1462; Molinet, V p. 195; Les cent nouvelles nouvelles, ed. Th. Wright, II p. 123; vgl. Les Quinze joyes de mariage p. 185. Canonisatieproces te Tours, Acta Sanctorum Apr. t. I p. 152. Vad.

Vogel-spreuken vindt men behalve Vad. Mus., I, 319-321, ook nog in het Haagsche hs. no. 721, fo 3, vo en achter een ter Kon. Bibl. aanwezig bundeltje, getiteld: "Dit boecxken hout in sulcke manieren" etc. Vgl. voorts nog: Jahrbuch des Vereins für niederd. Sprachforschung, no. XI, 171; XIV, 101 flgg. Zie deze stukken in Tijdschr. v. N.T. en L., XI, 210, 289 en D. War., I, 134. Vad.

De algemeene bronnen van dit tijdvak zijn natuurlijk de Kronyken van SCHARLENSIS, 1597, WINSEMIUS, 1622 en SCHOTANUS, 1658, alsmede FOEKE SJOERDS, Friesche Jaarboeken, 1768, I; Tegenw. Staat van Friesland, 1785, I; WAGENAAR, Vad.

en der zonde, voegt de eerste druk dezer Kronyk hierbij, waarmede zij haar verhaal eindigt en de Landverdeeling van Friesland volgen laat. Dat de Schelde en de Sincfal, later Zwene geheten, niet dezelfde rivieren zijn, en dus niet voor elkander genomen moeten worden, wordt behalve in de Bijv. voor het I. D. van Wagenaars Vad.

Mus., VIII, 96: Van den ouden ridder ende den jonghen; Vad. Mus., I, 50: Van enen ridder die God sine sonden vergaf; 57: vanden goeden Brueder; de exempelen in den Spieghel der Sonden opgesomd en aangewezen door VERDAM in zijne Inleiding, bl. LI vlgg. KAUSLER, Denkmäler, III, 204. Vad. Mus., I, 51. KAUSLER, Denkm., III, 165, 109; Belg. Mus., X, 76, vs. 1; 58, vs. 11; Vad.

Mus., I, 82, 86, 322, 324. Beider werken vindt men in BLOMMAERT'S Oudvl. Ged., II en III. Tijdschr. v. N.T. en L., XII, 103. Men vindt de hier bedoelde stukken in VERWIJS' Van Vrouwen ende van Minne, p. 1, 8, 40, 42; Vad. Mus., I, bl. 80, 318; KAUSLER, Denkm., III, 162; BLOMMAERT, Oudvl. Ged., II, 111-120; Tijdschr. v. N.T. en L., XI, 286, vs. 15; XII, 103.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek