Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 31 oktober 2025


Intusschen zag hij duidelijk in, dat de levenswijze, welke Ulrica thans leidde, weinig geschikt was om een aankomend meisje die genoegens te verschaffen, welke haar leeftijd voegen, noch die kundigheden, welke eener fatsoenlijke jonkvrouw betamen.

"'t Is waar ook," hernam de Baron, verlegen: "Joan is nu geen Joan meer, maar een te hoog personage voor een arme landfreule als gij zijt." "Beminnen zij elkander?" vroeg de Gravin, terwijl een glans van vergenoegen zich over haar gelaat verspreidde. "O! hoe gelukkig zou ik zijn, indien Ulrica mijn dochter wezen wil."

Intusschen was de beminnelijke Ulrica bij haar vader teruggekomen; beiden hadden reeds een geruimen tijd sterk naar elkander verlangd en waren recht verheugd en gelukkig van zich weder te zamen te vinden. Hun blijdschap was niet weinig vermeerderd, toen eerlang onze beide reizigers van hunne lange tochten in 't vaderland terugkwamen.

Ulrica weet dit, en zij is tevreden met het weinige dat ik haar medegeef; doch gij!...." Hier schudde hij bedenkelijk het hoofd. "Ik ben met Ulrica tevreden, en begeer niets meer," hernam Mom. "Heel wel! dat zijn jongelui's betuigingen, als zij vrijen. Doch naderhand komt het berouw, en dan is het te laat." "Ik ben geen knaap meer," zeide Mom "die zijn geluk op een paar schoone oogen verspeelt.

Hij scheen thans een al te groote gemeenzaamheid tusschen de beide jonge lieden te schromen: hij bracht Joan veel op groote partijen, gaf zelf feest op feest en liet Ulrica zoomin mogelijk met haar gewezen broeder alléén. "Bouke!" zeide de jongeling meermalen tegen zijn wapenbroeder: "de oude Heer is niet meer wat hij geweest is.

"Ja, Leentje!" antwoordde Ulrica, beschaamd de oogen nederslaande: "het was die groene bandelier: ik moet het u wel bekennen, omdat gij het zoo dadelijk raadt, en omdat ik het voel, dat mijn kleur mij verraden heeft. Ach! die bandelier herinnert mij een soortgelijken, dien ik, toen mijn neef.... weet gij, Leentje! die wees, die met mij opgevoed is.... die...."

Ik begrijp, dat men, na zulk een lange afwezigheid, elkaar veel te vertellen heeft." Hier hield hij zich, als wilde hij weder vertrekken. "Wees zoo goed en blijf, Heer Ambtman!" zeide Ulrica hem een zetel aanwijzende: "mijn broeder en ik zullen nog genoeg gelegenheid hebben elkander te spreken: daarenboven hebben wij thans niets te zeggen, dat geen derde hooren mag."

"Daar is nog niets over bepaald," antwoordde zij, opnieuw van kleur veranderende: "ik weet niet, of dat wel ooit zal gebeuren." "Nu! wij willen hopen.... van ja, nietwaar?" vroeg Joan, op een toon, die het tegendeel zeide. Hij ontving geen antwoord, en beiden bewaarden gedurende eenige oogenblikken een diep stilzwijgen. Ulrica brak dit het eerst. "Wanneer zijt ge hier in 't land teruggekomen?"

"Toef nog één oogenblik," zei Ulrica; "verlaat mij thans niet; zoon van mijns vaders vriend, uit vrees, dat de booze geest, die mijn leven bestuurd heeft, mij mocht aandrijven, om mij over uw hardvochtigen smaad te wreken. Denkt ge, dat, zoo Front-de-Boeuf Cedric den Sakser, in zulk eene vermomming, in zijn kasteel vond, uw leven van langen duur zou zijn?

"Gewis mijn schat! Het is Maria gedoopt: dat was immers de afspraak." "Ja! dat weet ik wel; doch het moet nog een naam hebben. Ulrica moet het heeten. Ulrica Maria, zoo gij wilt." "Ulrica? maar allerliefste! er is niemand in de geheele familie die zoo heet! Ulrica! wat is dat voor een rare naam?" "Raar zooveel gij wilt; doch ik ben er zeer op gesteld.

Woord Van De Dag

bijeengeplaatst

Anderen Op Zoek