United States or Bahamas ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dáár zij het huw'lijk plechtig ingezegend. TITUS. Mij noodt men niet om deze bruid te volgen. Titus, wanneer placht gij alleen te gaan, Aldus onteerd, met krenkingen getergd? MARCUS. O Titus, zie! zie, wat gij hebt gedaan! Een braven zoon gedood in boozen waan!

Voert Aaron nu ter straf, den vloek'bren Moor, Die de oorsprong was van al ons naamloos wee; Dan reeg'len wij den staat, zoodat voor goed Een ramp en nood als deze zijn verhoed. De oudste uitgave van Titus Andronicus, die tot ons gekomen is, dagteekent van het jaar 1600. De titel dezer quarto-uitgave luidt als volgt: The most lamentable Romaine Tragedie of Titus Andronicus.

Het behoeft ons, Nederlanders, niet moeilijk te vallen, de goede eigenschappen van den Titus Andronicus te waardeeren. Het stuk was getiteld: Aran en Titus, of Wraak en Weerwraak. De dichter was een burgerjongen, een glazenmaker, zonder eenige kennis der Grieksche of Latijnsche taal; zijn naam, toen nog geheel onbekend, luidde Jan Vos.

De matiging, waarvan Shakespeare blijk geeft, mag inderdaad op prijs gesteld worden. Dat wij in Titus Andronicus het werk bezitten van een echten dichter, blijkt bij het aandachtig lezen van het stuk telkens meer. De personen, die er in optreden, zijn geen tooneelpoppen, aan welke woorden in den mond worden gelegd, maar menschen van vleesch en bloed.

Fiametta eindigde en de grootmoedige dankbaarheid van Titus werd door allen gelijkelijk geprezen, toen de koning de laatste vertelling bewarend voor Dioneo aldus begon te spreken: Begeerenswaardige donna's. Filomena sprak over de vriendschap de waarheid en met recht beklaagde zij zich aan het einde, dat die zoo weinig door de stervelingen gewaardeerd wordt.

TAMORA. Neen, Andronicus zelf was 't, die hem opnam. TITUS. Zoo is het, heer; doch laat voor hen mij borg zijn. Ik zweer bij mijner vaad'ren heilig graf: Op uwer hoogheid wenk staan zij bereid, Al moog' het onderzoek hun leven gelden. SATURNINUS. Geen borgtocht, neen; maar zorg, dat gij mij volgt.

Wie zou Titus zonder eenige aarzeling zich hebben doen beijveren zijn zuster aan Gisippos af te staan, die hij zeer arm en in de uiterste ellende zag dan deze?

Maar toen Titus voorbij ging en Gisippos geloofde, dat die hem gezien had en vermeden en zich herinnerde, wat hij voor hem had gedaan, vertrok hij verontwaardigd en wanhopig. Het was al nacht en hij nuchter, zonder geld, en zonder te weten, waarheen te gaan, bovenal verlangend te sterven kwam op een zeer eenzame plaats, waar hij een groote grot zag.

Na eenige maanden waren de vrienden en verwanten van Gisippos bij hem, spoorden hem met Titus aan een vrouw te nemen en vonden voor hem een meisje van wonderbare schoonheid en van zeer edele ouders en burgeres van Athene, Sophronia, misschien vijftien jaar oud. Toen de tijd van de bruiloft naderde, verzocht Gisippos eens Titus om haar te komen zien, wat nog niet was geschied.

Doch men moet hier toch niet uit besluiten, dat de zucht naar ruwer genietingen niet bestond; er werden ook tooneelwerken van minder allooi vertoond, en zelfs lang nadat Shakespeare's grootsche gewrochten de toeschouwers hadden verrukt, werd zijn eersteling, Titus Andronicus, alsmede Kyd's Spaansche tragedie, nog luide toegejuicht.