United States or United Arab Emirates ? Vote for the TOP Country of the Week !


Verder is nog de matiging op te merken, die Shakespeare zelfs in dit gruwelijke stuk in acht weet te nemen: als de mishandelde en vreeselijk verminkte Lavinia voor Titus geleid wordt, als hem de hoofden zijner zoons gebracht worden, als Tamora verneemt, welk een maal zij genoten heeft, spaart de dichter ons uitbundige jammerklachten en vervloekingen, een matiging, waartoe nòch Marlowe nòch eenig tooneelschrijver dier dagen in staat zou geweest zijn.

TITUS. Ik ben niet dol; ik ken u al te goed; Dit tuig' deze arme stomp, dit roode schrift, De voren hier, die leed en zorg mij groeven, Dit tuig' de moede dag, de lange nacht, En al mijn jammer, dat ik goed u ken Als Tamora, de trotsche keizerin. Is 't om mijn and're hand, dat gij hier komt? TAMORA. Neen, weet, bedroefde, Tamora ben 'k niet; Zij is uw vijandin, ik uw vriendin.

Later diende hij onder Corbulo in Azië . Daarna was hij stadhouder van Aegypte en dempte hij een opstand in Alexandria , onder Vespasianus werd hij weder naar Judaea gezonden en voerde hij onder 's keizers zoon Titus het bevel in het leger aldaar. Hij was een man van groot gezag, door ieder, die hem kende, geëerd en geacht.

Met het oog op zijn werken mogen, ja, moeten wij dit gissen, en wij behoeven geen oogenblik aangaande het stuk in onzekerheid te zijn: zijn eersteling is ongetwijfeld Titus Andronicus geweest.

Er is ons geen novelle van Titus Andronicus bewaard gebleven, maar dat zij bestaan moet hebben, blijkt uit de novellen-verzameling van Painter, The Palace of Pleasure geheeten; in het tweede deel er van, dat in 1567 het licht zag, wordt in het voorbijgaan van Titus en meer bepaald van Tamora's wreedheid gewag gemaakt.

Open de oogen des geestes en ken, o ellendige, u zelf; geef plaats aan de rede, beteugel de begeerte tot bijslaap, matig de ongezonde verlangens en richt uw gedachten op iets anders. Weersta van af het begin uw lust en overwin u zelf, terwijl gij den tijd hebt. Wat wilt gij dus doen, Titus? Laat de onpassende liefde varen, indien gij behoorlijk wilt handelen.

TITUS. Ik heb geen tranen meer te storten over; En dan, die jammer is een vijand, die Mijn vochtige oogen overmeest'ren wil, Ze door een cijns van tranen blind wil maken; Hoe vond ik dan den weg naar 't hol der wraak? Ja, want mij is 't, als spraken die twee hoofden, En dreigden, dat ik nimmer zalig wordt, Eer al die gruw'len ruim vergolden zijn, Diep in den strot van hen, die ze begingen.

TITUS. 't Waar' zeker, ja, wist gij te zeggen, hoe; Pas op, als gij die berenwelpen jaagt; Want de oude ontwaakt, als zij uw naad'ring ruikt; Ze is eng verbonden met den leeuw en maakt Hem spelend, liggend op den rug, in slaap; En als hij slaapt, dan doet zij wat zij wil.

TITUS. Dan hebt gij hier een smeekschrift voor u. En als gij bij hem komt, moet gij beginnen met voor hem te knielen, dan zijn voet kussen, dan uw duiven overreiken, en dan op uw loon wachten. Ik zal in de buurt zijn, man; zorg, dat gij het er goed afbrengt. BOER. Daar sta ik voor in, heer, laat mij maar begaan. TITUS. Knaap, hebt ge een mes? Kom, laat het mij eens zien.

Deze omstandigheid gaf hier den schilder gelegenheid, om te laten zien, hoe de velletjes soms plat op elkaar, soms met eene gapende opening er tusschen kunnen liggen. Met Titus er bij hebben we nu den kleinen huiselijken kring compleet, waarin Rembrandt anno 1642 leefde.