United States or Togo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Doch met mijn eer durf ik er borg voor zijn, Dat de eed'le Titus schuldloos is in alles; Zijn onverholen woede toont zijn leed. Zie op mijn bede hem genadig aan; Verlies door ijd'len waan geen vriend als hij, En grief zijn vriendlijk hart niet door uw fronsblik. Verhoor mijn bede, en laat mij dan begaan.

Versterkt gij mijnen aanhang met uw vrienden, Ik zal recht dankbaar zijn; en dank is mannen Van eed'le denkwijs steeds een eervol loon. TITUS. Gij volk van Rome en eed'le volkstribunen, Ik vraag uw stemmen voor de keizerskeus; Wilt gij die vriendlijk Andronicus schenken?

In den tijd, dat Cesar Octavianus, toen nog niet Augustus genoemd, het Romeinsche Rijk regeerde als lid van het Triumviraat, leefde er in Rome een edelman Publius Quintius Fulvius, die een zoon van hem, Titus Quintius Fulvius, wonderbaar begaafd, naar Athene zond om philosophie te studeeren en hem zeer aanbeval bij een edel man Cremetes, zijn oudsten vriend.

Gij wreev'le Titus, die uw stam vergeet, Wat laat ge uw zoons nog onbegraven waren Aan 't schrikk'lijk strand, aan de' oever van den Styx? Maakt plaats, dat ik hen bij hun broeders legg'. Groet daar elkander stil, als dooden doen, En slaapt in vreê, gij voor uw land gevall'nen!

TITUS. Neen, neen, geen woord! hoe kan ik sierlijk spreken, Nu ik een hand voor mijn gebaren mis? Gij zijt te zeer in 't voordeel, dus niets meer. TAMORA. Zoo gij mij kendet, zoudt gij met mij spreken.

TITUS. Wat, kerel, komt gij hier niet met een boodschap? BOER. Ja, met mijn duiven, heer; met anders niets. TITUS. Wat, komt gij dan niet van den hemel? BOER. Van den hemel, heer? ach, daar ben ik nooit geweest. God beware, dat ik het gewaagd zou hebben, in mijn jonge jaren naar den hemel te dringen.

SATURNINUS. Dank, eed'le Titus, vader van mijn leven! Hoe trotsch ik ben op u en op uw gaven, Zal Rome tuigen; en vergeet ik ooit Den minsten dezer nooit volprezen diensten, Vergeet dan, Rome, uw eed van trouw aan mij! Gevang'ne zijt gij thans, vorstin, eens keizers, Eens mans, die om uw rang en waardigheid U en al de uwen edel zal behand'len.

C. besloot deze Jeruzalem door storm te veroveren. De verdeeldheid, die er onder de belegerden heerschte, de honger en het gebrek, die tot eene onbeschrijflijke hoogte waren geklommen, kwamen de Romeinen te hulp. Titus bood eerst nog vergiffenis aan, wanneer de Joden hunne stad wilden overgeven, maar ze wezen die verachtelijk van de hand.

Toen zij in haar huis waren en zij tusschen beide in zat, beschouwde Titus de schoonheid van de vrouw van zijn vriend zeer aandachtig en daar zij hem uitermate behaagde, werd hij, zonder het aan iemand te toonen zoo verliefd als ooit een minnaar ontgloeide voor een donna. Maar toen zij eenigen tijd samen waren geweest, vertrokken zij en gingen naar huis terug.

LUCIUS. Gij, trotsche Saturninus, stremt het heil, Dat Titus' edelaardigheid u toedenkt. TITUS. Wees kalm, mijn prins; de harten van het volk Geef ik u weer en speen die van hun lust. BASSIANUS. Ik, Andronicus, vlei u niet, maar eer u, En zal dit doen, zoolang ik leven heb.