Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 november 2025


"O, ik smeek u", riep Robrecht met sombere ontstelde stem, "hoon jonkver Dakerlia Wulf niet in mijne tegenwoordigheid! Laat mij bedaard blijven. Ik zal alles verdragen, alles lijden, maar eerbiedig Dakerlia!" "Genoeg, ik weet genoeg", wedervoer Placida. "Nu ben ik overtuigd dat men mij de waarheid heeft gezegd. Gij zelf, heer, ontkent het niet. Alles zij dus gedaan tusschen ons.

De lijdende gaf geen teken van leven, zijn aangezicht was bleek, en zijn ogen waren gesloten. "Wel, Meester Rogaert," vroeg Robrecht aan een der heelmeesters, "hoe gaat het met onze ongelukkige vriend?" "Slecht," antwoordde Rogaert, "maar slecht, Mijnheer Van Bethune. Ik kan nog niet zeggen wat er te hopen staat; echter is mijn eigen gevoelen dat hij niet sterven zal."

In den eerste had Robrecht met eenen glim van voldoening op zijnen gevallen vijand gestaard, doch na een kort oogenblik keerde het gevoel eener akelige zekerheid in hem terug, en hij sprong met eenen scherpen kreet naar de gaanderij.

Gij kondet de graaf uitleggen dat de proost nog geene bijzondere tijding over de verrichtingen van den Hoop heeft ontvangen." "Het zij zoo, ik zal mijnen oom pogen te verontschuldigen ... Maar indien graaf Willem den proost eenige bevelen zendt, zal hij gehoorzamen?" "Zonder twijfel, Robrecht.

Hij achtte zich eergisteren gelukkig u de grootmoedigheid zijns harten te betonen; maar dan was hij niet, gelijk nu, door boze geesten bezeten." "Wat is dit!" riepen de ridders verbaasd. "Is de Koning geplaagd?" "Mijnheer Diederik," sprak Robrecht strengelijk, "laat die verbloemde woorden, gij hebt ons iets anders te zeggen. Het schijnt dat het niet gemakkelijk over uw lippen kan."

Terwijl Robrecht verstrooid doch met medelijden het tooneel hunner verschriktheid aanschouwde, trad de kanunnik Ludgard, die nog niet eens was teruggekeerd, de Hof poort binnen en deed reeds van verre tot mher Sneloghe een teeken, dat hij hem zou volgen. Robrecht ging hem achterna tot op het midden van het plein.

Wij moeten onzen vorst eene schitterende intrede bereiden." Op de vraag van Placida en hare moeder, gaf Rijkaard eenige uitleggingen over het bericht dat des graven raadsheer hem had gebracht. Dan zeide hij: "Ik moet ten gevolge dezer tijding onmiddellijk uitgaan. Indien Robrecht mij een eind weegs wil vergezellen?"

Disdir meende door nieuwe teekens zijne afkeuring te betuigen en den veldheer tot krachtdadigheid aan te manen; maar nu werd er eene zijdeur geopend, en Robrecht Sneloghe, door eenige wapenknechten geleid, verscheen te midden der zaal.

De jonge ridder herhaalde zijnen afscheidsgroet en volgde, zonder meer te spreken, Rijkaard Van Woumen tot in de Naaldestraat. Dit stilzwijgen scheen Placida's vader te hinderen. Hij vroeg dan, als om toch iets te zeggen: "Wat benevelt dan uwen geest, mijn vriend? Gij zijt zwaarmoedig" "Ik zwaarmoedig?" mompelde Robrecht, uit eene diepe mijmering opschietende.

Robrecht Sneloghe zat geknield bij het hoofd van Segher Wulf, den hemel het schrikkelijk onheil klagende en zijne tranen mengende met het bloed van den armen ridder. Ach, wat zou de liefderijke Dakerlia gebeuren? Zou haar hart niet breken, zou zij niet sterven van rouw en smart?

Woord Van De Dag

bijeengeplaatst

Anderen Op Zoek