Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 november 2025


Deze laatste woorden werden luidruchtig toegejuicht, en menige kreet van "leve Robrecht Sneloghe!" liet zich hooren; want de jonge ridder was in de Ambachten algemeen gekend en door iedereen bemind. Hij hernam zijne rede: "Neen, gezellen, laat u niet verleiden door de hoop op vrede.

In de kamer van des kasteleins Steen zat Robrecht in eenen leunstoel; hij had het hoofd achterover tegen den rug van den zetel laten vallen en sliep met hoorbare hijgingen. Tegen den wand der kamer, op een bed, lag Eggard Van IJsendijke uitgestrekt.

Een kreet ontsnapte Dakerlia; zij rukte zich los uit de armen harer vriendin en meende met uitgestrekte handen Robrecht te gemoet te loopen; maar een hevig schaamrood klom op haar voorhoofd en zij bleef, met neergeslagen blik, te midden der kamer staan.

Laat mij nu alleen, Robrecht; ik zal metterhaast mijne brieven voor Willem Van Loo en de bisschoppen gaan schrijven." "Kan ik hier niet van eenigen dienst zijn, heer oom?" vroeg Robrecht. "Ja, zeker, van grooten dienst; ik dacht er niet aan. Hoe verward zijn toch mijne zinnen!" antwoordde de oude Bertulf. "Ga naar de kapelle en blijf daar waken over het lijk des graven.

De geneesheeren hebben hem, alhoewel met vrees, eenige lepels hoendersoep doen toedienen. Het deed hem zoo goed! Hij keerde als het ware tot het leven weder en begon te spreken, wel zeer stil, maar met eene klaarheid des geestes die, ons allen verbaasde. Hij sprak van u, Robrecht." "Van mij, Dakerlia?" "Ja, het is onbegrijpelijk.

"Een schoon jonkman, een zeer hoofsch ridder", bemerkte Willem van Normandië. "Hij is een Kerel", zeide de graaf. "Ben Kerel? Onmogelijk!" "Ja, een Erembald van Brugge; zijn naam is Robrecht Sneloghe. Zijn vader, zaliger gedachtenis, was kastelein van Brugge en mijn bijzondere vriend en wapenmakker, van voor den tijd dat ik tot het graafschap werd verheven.

Ik heb onder mijn opperbestier onze krachten in drie scharen verdeeld, en Robrecht en Burchard elk aan het hoofd van eene dezer scharen gesteld. Zoo zullen zij elkander niet dikwijls ontmoeten. De derde schaar staat onder mher Disdir Vos...." "Disdir Vos?" mompelde de proost.

Maar hoe kan toch zulk onbeduidend nieuws u dermate ontstellen?" "Robrecht zal ongelukkig zijn." "Indien hij met jonkver Van Woumen trouwt?" "Ja, zeer ongelukkig." "Waarom?" "Ah, Witta, gij kent haren hoogmoed niet! Zij zal hem later de eer verwijten die zij meent hem aan te doen door hare hand hem te schenken." "Hoe toch? mijn broeder is rijker dan zij."

"Ik heb den sleutel en zal de deur openen, niet voor u alleen, maar voor ons allen, ongetwijfeld; en gij, Robrecht, zult des te geruster kunnen slapen, daar gij u zult mogen beroemen ons door uwe redenen te hebben overwonnen. Bezie mij zoo zonderling niet. Wat ik zeg, is waarheid. Ik heb op uwe woorden diep nagedacht.

"Verlaat gij hem zonder medelijden, Robrecht? Zij zullen hem ijselijk martelen!" Op dit oogenblik woelde de gekwetste, hief de handen in de hoogte en murmelde op klagenden toon: "Robrecht, Robrecht!"

Woord Van De Dag

bijeengeplaatst

Anderen Op Zoek