Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 mei 2025
"De proost en de kastelein zijn gekomen; zij hebben met mher Wulf gesproken en zij, insgelijks, zeiden ons dat wij niet meer mogen vreezen."
Men zal aan het hof de Kerels voor het gedrag van Burchard verantwoordelijk maken; en wie kan voorzien welke nieuwe vervolgingen er voor ons zullen uit ontstaan?" "Maar, mher Wulf, mijn oom, de proost, zeide mij, dat hij de vaste hoop heeft van onzen vorst genade voor Burchard te bekomen. Hij en de kastelein zullen dan het huis te Bethferkerke op hunne kosten doen herbouwen.
Zij kregen den kriebel in armen en beenen; zij konden niet blijven zitten. Zoo dansten zij, en toen Gösta een Bellmans liedje begon, vielen zij in, en de vrouw van den proost, oud en dik als ze was, nam haar japon op, sprong en draaide rond, precies alsof ze een meisje van twintig jaar was met fijne beentjes. En ze zong zoo valsch en zoo heesch.
"De proost!" herhaalde de priester op eenen zonderlingen toon, die Robrecht verbaasde en verschrikte. "O, mijn God!" kreet hij, "spreek toch duidelijk. Wat wilt gij zeggen? Beschuldigt gij den proost?..." "Neen; maar hij is oom van Burchard. De ijselijke misdaad heeft hem zoodanig ontsteld, dat hij van moed en wil is beroofd. Hij bemoeit zich met niets meer, zegt hij.
Als de proost dat zag, kon hij zich van woede niet inhouden; hij zag rood als een haan, en zijn gelaat was zóó opgezwollen, dat Pompilius en Uilenspiegel meenden dat hij ging bersten; maar, zonder op hen te letten, ging hij met gebalde vuist recht op den heiligen Martinus af, alsof hij hem aanzag voor den dief.
En zoo geschiedde het dat de rechter van Munkerud, die op een feest bij den proost van Bro geweest was, ongeveer tegen twee uur 's nachts voorbij Berga reed en een licht zag branden in 't venster van de logeerkamer. Hij zag duidelijk een gele vlam en de witte kaars en later sprak hij met verwondering over dat licht, dat in den zomernacht had gebrand.
De oude proost scheen minder neerslachtig; ja, eene uitdrukking als een glimlach verhelderde zijn gelaat. "Kom, mijn goede Robrecht", zeide hij, o wat geschied is kan niet hersteld worden. Wij moeten het lot aanvaarden zooals het zich voordoet, en met beradenheid de middelen verzamelen om ons tegen de wraakzucht onzer onmeedoogende vijanden te kunnen verdedigen. Burchard is toch van ons maagschap.
Ik heb hem dezen morgen luidop tegen den proost hooren roepen dat hij, Robrecht, voor niets meer achteruitwijken wil en bereid is, met blinde onderwerping onzen nieuwen graaf te gehoorzamen; ja, dat hij voor hem zonder aarzelen goed en bloed zal ten offer brengen." "En evenwel kan ik het niet uit mijn hoofd krijgen dat wij eene domheid begaan."
"Wij zijn te lijdzaam; men zal haast gaan denken dat de Kerels niets dan melk in de aderen hebben!..." "Gij ook, mijn neef!" viel de proost half spottend hem in de rede. "Hoe laat gij u toch zoo spoedig verleiden door de grootspraak van Burchard? Het zijn al dwaasheden die hij uitkraamt. Wij zullen wachten en voorzichtig toezien totdat de graaf van het leger zij teruggekeerd.
Er is genoeg om aan de hongerigen brood te geven." "Onze oude Proost is tot nieuw leven en nieuwe kracht ontwaakt," zeide een derde. "Iederen Zondag spreekt hij ons van de Komst van Gods Koninkrijk, Wie zou nu lust hebben te zondigen? De heerschappij van het goede breekt aan." En de Majoorske reed verder en vroeg ieder, dien ze ontmoette: "Hoe gaat het u?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek