Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 mei 2025
Wij zullen eenen baard plakken op 't gezicht van Pompilius, die er eerbiedweerdig uitziet, daar hij altijd weemoedig is. Wij zullen hem den mijter opzetten, hem het koorhemd, den pelsmantel en het groote opperste kleed des santen aandoen; wij zullen hem aanbevelen stil op zijn voetstuk te blijven, en de geloovigen zullen hem voor den houten Sint-Maarten nemen,
Allen trokken er trouwens van door zooals zij konden: krabbend, redde de deken 't heilig sacrament; het geloovige volk droeg de fierters terug in de kerk; de vier dragers van Sint Maarten smeten Pompilius ruwweg ten gronde. En daar nog dorst de arme klokluider zich niet krabben noch roeren, doch hij sloot devotelijk de oogen.
"Omtrent de ontvangst bij uw oom zult gij mij wel het noodige schrijven, ook al vraag ik daar niet naar. Ik heb hem maar eenmaal in mijn leven gezien en zou geene dragelijke reden kunnen aanvoeren voor de vrees die hij mij inboezemt. "Een nieuwtje. Van avond komt Miss Sampson, de vrouwelijke Numa Pompilius van mijne jeugd, thee bij ons drinken.
Dezen maakten hem daarom in een raadsvergadering van kant en vertelden aan 't volk, dat hij uit hun midden ten hemel was gevaren. 250 Jaren lang regeerden er koningen over Rome. Slechts onder een enkelen van deze en wel onder den opvolger van Romulus, den Sabijn #Numa Pompilius#, bleef het zwaard rusten.
Toen Uilenspiegel zeker was dat hij sliep, peuzelden de beide vrienden de beste brokken op, en legden zij de beentjes vóór de voeten der heiligen. Vervolgens gingen zij naar de Ketelstraat met al wat de proost meende gered te hebben en ook met hetgeen nog lag in de kerk. Den volgenden morgen ging Pompilius de metten luiden, terwijl Uilenspiegel naar boven trok om zijnen meester te wekken.
En hij zoog nogmaals aan zijn mergbeen, en hij dronk nog een grooten slok wijn. Uilenspiegel en Pompilius gingen henen. De leelijke vrek, sprak Uilenspiegel, hij had u nog geen slokje van zijn wijn laten drinken. Als wij nog stelen, zal 't wèl besteed zijn. Maar wat hebt gij toch, dat gij zoo beeft? Heel mijne hooze is nat, zei Pompilius. Dat is gauw droog, kameraad, sprak Uilenspiegel.
Hij liep op een draf en legde Pompilius neer voor de voeten van den proost, die zich tot bloedens toe aan 't krabben was. Klokluider, vroeg de proost, hebt gij u gekrabd lijk wij? Neen, eerwaarde, antwoordde Pompilius. Hebt gij gesproken of u verroerd? Neen, eerwaarde, antwoordde Pompilius. Hewel, sprak de proost, hier zijn uwe vijftien dukaten. Ga u nu krabben; gij hebt het verdiend.
Maar wees verheugd: dezen avond zal er flesschenmuziek zijn, bij onze lievekens in de Ketelstraat. En de drie nachtwachten zullen wij dronken maken, en snorkend zullen zij de stede bewaken. Zoo gezegd, zoo gedaan. Doch, 't was dicht tegen Sint-Maartensdag: de kerk was versierd voor den heiligdag. Uilenspiegel en Pompilius gingen 's nachts de kerk binnen en sloten goed de deur.
Soms half wakker schietend, zeide een hunner dat het leven toch schoon is en dat de arme sukkelaars, die klagen, ongelijk hebben. Bij dien heiligen man werd Uilenspiegel koster. Hij diende zeer goed de misse, en vulde wel driemaal de wijnkannetjes, tweemaal voor zich zelven en eenmaal voor den proost. De klokluider Pompilius Numan stak hem hierbij een handeken toe.
Uilenspiegel maakte de sleutels; zoodra hij en Pompilius, rond acht uren des avonds, oordeelden dat de goede proost vast in slaap was, gingen zij beneden en namen zij hunne gading uit vleezen en flesschen. Uilenspiegel droeg de flesschen en Pompilius de spijzen, omdat Pompilius altoos beefde als een riet en dat hespen en bouten toch niet breken als zij vallen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek