United States or Cameroon ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een deftig Deventersch hooggeleerde uit de XVIIe eeuw, Martinus Schoockiius verhaalt, hoe de hoogstgewichtige vraag behandeld werd, of het geoorloofd was, op Sint Maarten een gans te eten, en meer bepaaldelijk, of men een Sint Maartensgans mocht opdisschen aan de Deventersche studenten in de heilige godgeleerdheid, die gezamenlijk het middagmaal gebruikten.

Daar zou men zijn plan niet afwijzen; daar zou men zijne voorstelling geene hersenschim noemen. Gewapend met Toscanelli's aanbeveling, begaf hij zich naar het Portugeesche Hof, en ontmoette waarschijnlijk in die dagen aldaar Martinus Behaim, den man, die bij den Koning zoo hoog aangeschreven stond. Tot zijne verbazing, vond zijn plan bij den Koning niet dien bijval, welken hij gewacht had.

De wind woei te hevig om de »Pinta« ter hulp te komen, doch Martinus Pinzon, die een ervaren en stoutmoedig zeeman was, wist zich te redden, door, zoo goed en kwaad het ging, het roer met touwen te bevestigen. Columbus begreep zeer goed, dat men zóó den Oceaan niet kon oversteken.

Het was in den strengen winter van het jaar 332, toen Martinus, nog krijgsman en katechumeen, een naakten en van koude schier verkleumden bedelaar ontmoette bij een der poorten van Amiens. Terstond trekt hij zijn zwaard en deelt zijn krijgsmantel in tweeën, geeft de eene helft aan den arme, die in Christus' naam een aalmoes vraagt, en bedekt zich zelf zoo goed mogelijk met de ander.

Met andere woorden, de nonnen van dit klooster stonden niet onder den regel van den H. Bernardus, maar onder dien van den H. Benedictus. Wie min of meer oude folianten heeft doorgesnuffeld, weet dat Martinus Verga in 1425 een congregatie van Bernardijner-Benedictijner nonnen stichtte, wier hoofdklooster te Salamanca en wier bijklooster te Alcala was.

Als de proost dat zag, kon hij zich van woede niet inhouden; hij zag rood als een haan, en zijn gelaat was zóó opgezwollen, dat Pompilius en Uilenspiegel meenden dat hij ging bersten; maar, zonder op hen te letten, ging hij met gebalde vuist recht op den heiligen Martinus af, alsof hij hem aanzag voor den dief.

Als tweede couplet zingt men een lied, dat aanvankelijk bij het inzamelen van hout enz. aan de huizen gezongen werd, en thans nog gezongen wordt dáar, waar deze inzameling door de jeugd in typischen lichtstoet nog gehouden wordt. Tot goed begrip dezer strofe dient men zich de legende van den H. Martinus te herinneren.

De ruiten der kerk verlicht ziende, trok hij de oogen wijd open. Heer proost, zei Uilenspiegel, wilt gij weten wie uw vleesch opeet en uwen wijn uitdrinkt? En die verlichting? sprak de proost, naar de vensters der kerk wijzend. Ha! Heere God, laat gij den heiligen Martinus nu toe, 's nachts zonder betalen, de keersen der arme monniken te branden?

Hij liep gedurig de kerk rond om de plooien van een wambuis of een hooze effen te strijken. Hij bewonderde de scherpe wapenen der gilden en de geduchte bogen der schutters. En elkeen strooide hij een weinig krabpoeder in den hals, in den rug, op den pols. Maar de deken en de vier dragers van den heiligen Martinus kregen het meest. De maagdekens spaarde hij omdat zij zoo lief waren.

In het vorige hoofdstuk spraken we met een paar woorden van zekeren Martinus Behaim, die te Lissabon vertoefde, en daar door den Koning, om zijne vele verdiensten tot Ridder geslagen werd, terwijl hij tevens zitting kreeg in de Junta, die eene nieuwe sterrenkaart ontwerpen zou.