Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juni 2025
Komaan, Wouter, komaan! plaagden de pandhouders. 't Hoeft geen fransch te wezen, vertel maar 'n fabel. Maar ik weet niet wat 'n fabel is. Wel, dat 's 'n vertelling met beesten. Ja... of met boomen: le chêne, un jour, dit au roseau, zieje, er hoeft juist geen beest in te komen. Ja, ja... 'n fabel is 'n vertelling, anders niet... er mag inkomen wat 'r wil. Maar 't moet rymen!
"Daar twijfel ik niet aan," antwoordde hij, wel eenigszins verwonderd over haar ernst, en de warmte waarmee ze sprak; want als hij niet had gedacht, dat het maar een grap was, waarmee haar kennissen haar plaagden, naar aanleiding van een vluchtige gecharmeerdheid tusschen haar en dien Mijnheer Willoughby, dan zou hij niet hebben gewaagd, erop te zinspelen.
Die hartscheurende taferelen vergingen en herschiepen zich meermaals, en plaagden de arme maagd met een bitter lijden. Op dit ogenblik kwam haar vriendin Maria in de kamer.
"Malle kerel, je hebt natuurlijk kou gevat," plaagden ze, en een nieuw verhaal begon aan den anderen kant van 't clubje; maar Go hoorde hem nog zeggen met z'n lieve, dankbare stem: "Het was buitengewoon, zie-je.... Zoolang de zon nog opgaat, kan toch niemand beweren, dat er niet 'n heeleboel moois is in 't leven." Daar ging de deur open, en allen draaiden zich in 'n ruk om.
Wouter, in 't diep besef zyner verantwoordelykheid voor de bleek, riep hun toe daarmeê optehouden. Nu werd het erger. Zy naderden, en plaagden onzen kleinen bewaker, door op het waschgoed te loopen. Hy had 'n gevoel of-i Femke-zelf zag mishandelen en vloog dapper op de bleekverstoorders in.
Toch was Phémie niet van het pad der deugd afgeweken; zij had alleen, omdat haar vriendinnen haar ieder oogenblik met den ring van roode haren plaagden, dien zwart laten verven. De "mijnheer" was met die verklaring zòò voldaan, dat hij voor Phémie een zijden japon kocht de eerste in haar leven! Den dag, dat zij die voor het eerst droeg, riep de arme meid uit: "Nu kan ik rustig sterven."
Stroeve en ik plaagden het Dajaksche hoofd Anji Poei wel eens en zeiden dan tegen hem: "Die Papoea's, die kunnen best roeien." Nu waren de Dajaks in hun element; met een prauw vol menschen staken zij voorzichtig over; wanneer zij echter leeg terug gingen, roeiden zij stroomop en gingen door de zwaarste kolken en versnellingen terug.
Waarheden, welke hij niet wilde, plaagden hem onverbiddelijk. Voortaan moest hij een ander mensch zijn. Hij ondervond de zonderlinge foltering van een geweten, dat eensklaps uit de duisternis in 't licht komt. Hij zag 't geen, waarvan hij afkeerig was. Hij gevoelde zich ijdel, onnut, misvormd uit zijn vorig leven, van zijn rang ontzet, tot niets gebracht. Het gezag was in hem gestorven.
Een oogenblik stond de jonge man, als wilde hij, evenals vroeger haar naloopen, om haar "de laatste" weer te geven, zooals zij vroeger telkens deden, wanneer hij den molen of zij het slot verliet; zij plaagden elkaar daar zoo gaarne mede. Hij trok echter zijn paletot dichter om zich heen, knikte nog eens en ging door.
Afkeer van het kwaad is zoo moeilijk aan te brengen. We bepalen ons gewoonlijk tot afkeer van de nare gevolgen van het kwaad. Als die ons maar niet plaagden, zouden we met het kwaad nog wel vrede hebben. Het kwaad voldoet zoo aan al onze zinnelijke en zondige begeerten, het vleit ons, het streelt ons. Maar de eenige begeerte die ons verheffen kon, de begeerte naar heiligheid, die is er niet.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek