Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 6 juni 2025


Noem dat zuigen van uw hart nu hongeren, noem het dorsten, noem het begeeren; maar onder wat naam ook aangeduid, het is toch altoos dat éene zelfde hart, dat uit zijn diepe gapende kolken en ledige gewelven roept en schreeuwt om inhoud, om vervulling, om iets, waarmeê het zijn ledige ijlheid verslinden en stillen en bedaren kan. Uw hart moet dus begeeren.

Hij verdween in de loeiende kolken der Maan-rivier en nimmer heeft men het lijk van den ongelukkigen minnaar weergevonden. Zijne bruid werd kort daarop krankzinnig ten gevolge van den doorgestanen schrik. Wat dien rampzaligen Eystein wedervaren was, zou dat nu ook, dien vermetele, die zich daar zoo onvoorzichtig op de hellingen van den Rjukanfos waagde, overkomen? Dat was werkelijk te vreezen.

Het hulproer van de groote motorboot, door Dajaks gemaakt, bevalt mij niet; het wordt nagekeken en hersteld, waarna nogmaals wordt proefgestoomd. 9 December. Op weg met beide booten; reeds bij het binnenloopen van de Batavia-versnellingen slaat het roer der groote boot er geheel af. De andere komt te hulp en tracht de boot uit de kolken te sleepen.

Ware zij niet zoo buitengewoon sterk gebouwd, dan ware zij voorzeker in de kolken dier hoozen verbrijzeld geworden. Hoe lang viel toch de tijd gedurende dien overtocht over den Atlantischen Oceaan, vooral wanneer geene natuurverschijnselen de eentonigheid daarvan kwamen verbreken! Daarenboven de dagen kortten al meer en meer en de koude deed zich vinnig gevoelen.

De linkeroever, waarlangs de boot getrokken moet worden, kan alleen worden bereikt door dwars door de kolken heen over te steken, hetgeen met dit trage, slecht bestuurbare vaartuig zeer gewaagd is. Want even uit het roer loopend, zou de motorboot tegen de steenen te pletter slaan.

De Haarlemmer Meer is omtrent in het ronde 25 duizend roeden, zoo als bij raming in den omgang is bevonden, behalve het plempwerk; als men nu rondom koopt in de breedte 40 roeden lands, om daarvan te gebruiken 10 roeden tot den ringdijk, en 12 of 14 roeden tot de gemeene ringsloot, dan blijft er omtrent 16 roeden achter den dijk liggen, waar men de molens op kan zetten en stellen, en waarvan men ook de kolken en kolkdijken bekwamelijk van zal kunnen maken, en van welk overgebleven achterland men den ringdijk mede kan onderhouden.

Nog voor eene rekening, indien het gebeurde, dat men de Meer het eerste jaar, als de plempwerken gemaakt zijn, niet kon sluiten, en dat men de ringsloot zoo spoedig niet op hare behoorlijke diepte kon krijgen, en dat de plempwerken daarom groote schade zouden lijden, zoo zal men genoodzaakt wezen, vier of vijf greenen sassen of kolken te maken, ter bekwamer plaatsen, om in en uit de Meer te kunnen varen, zoo lang totdat de Ringsloot op hare behoorlijke diepte gemaakt zal zijn, en de molens zoo veel water uit de Meer gemalen zullen hebben, dat alle plempwerken ontlast zijn, wanneer men de sassen weder zal kunnen opbreken en den ringdijk rondom in haar geheel digt sluiten.

Weldra zweefde de Albatros op vijf en twintig voet boven het ondier. Met zijn staart zweepte het 't water met groot geweld. Door zich van den buik op den rug te wentelen, veroorzaakte het gevaarlijke kolken. Plotseling dook het onder en wel met zulke snelheid, dat Tom Turner bijna geen tijd had om het ingepalmde touw te laten vieren.

Het werd veroorzaakt door de instortingen, het doorbreken van het water, het neerploffen in de kolken, het uiteenrukken van het houtwerk en de losbarstingen van de saamgeperste lucht. Dit alles deed in de mijn een ontzaggelijk gedruisch ontstaan, waarbij hooren en zien verging. Het is de zondvloed. Het einde van de wereld. Groote God, heb medelijden met ons!

Aartsvader Adam had, met twee paar rijen neven, Natuur den tol betaald, den stervling voorgeschreven; En 't menschelijk geslacht, het aardrijk overspreid, Zich reeds, naar 't Godlijk woord, vertalrijkt uitgebreid. In steden saamgeschoold, beschut voor 't overvallen Met ondoordringbaar woud of opgeworpen wallen, Bebouwde 't, met een' arm door d' arbeid sterkgespierd, Zijne akkers, zonder vrees voor 't woeste roofgediert'; Of 't zwierf, met draagbre tent, en zuivelrijke lammeren, De bergvalleien langs, te vreden in zijn jammeren. Het fiere Hanoch, 't oudst der burchten, stak het hoofd In 't uiterst Oost omhoog, van d'ochtendgloed gestoofd, En telde, als moederstad, van Land- tot Landgewesten, Een overtalrijk kroost in meer bekrompen vesten, Tot waar de Hiddekel by d'avondgroet der zon, Zijn' Westelijksten tak te rug boog naar zijn bron, Om, dwars door 't steil gebergt', in slorpende aard bedolven, Een' weg te zoeken ter ontlasting van zijn golven. De middelvlakte was van Gihons kil besproeid, Met Pizon, arm in arm, doorstrengeld en doorvloeid, En zag, door cederbosch, en palmen, en olijven, Den Frath zijn' sneller stroom naar de open zeekust drijven Alwaar de middagzon zich spiegelde uit het Zuid, En strekte een heuvlenrij naar Hanochs landpaal uit. Het Noorden, door een' muur van hoog gebergt' omsloten, Weêrhield den stormwind daar, die, 't aspunt afgeschoten, Het landomvaâmend meir van uit zijn kolken joeg, Om 't droog te omspoelen dat des aardrijks rug besloeg. Een koopren schild gelijk, dat zwellende uitgebogen, Zich opheft uit zijn rand, met blaauwend staal omtogen. En door 't geweld des krijgs met bult en bluts bedekt, Lag daar 't bewoonbaar vlak, van oost naar west gestrekt. Zijn bodem was graniet, met aardmulm overtrokken. Men zag geen menigte dooreen geworpen brokken Van rots 't eenvormig strand, of, midden in het meir, De golven scheiden, of geen spits het hemelsch heir Verbergen. 't Was één land, van éénen plasch omgeven:

Woord Van De Dag

phylarchos

Anderen Op Zoek