Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 juni 2025
Zoetemelk met roome, Jan Dirksen is mijn oome, Peet Trijn, dat is mijn bestemoer, Zoo gaane we mee op het leste voer. Het laatste voer is op de baan, Dat in den boer zijn schuur moet gaan. De luie boeren alleen hebben nog staan. En nog komt met Sint Joapik de boer handen te kort. Dit blijkt uit verscheidene zegswijzen.
Hij neemt den brief van Adriaan Makko uit den zak en reikt dien met het portret aan den procureur over. Als de jongen het photographietje ziet, strekt hij de hand er naar uit en zegt dof: "Daar moet ik ook "oome" tegen zeggen, is 't niet, moeder?"
"...Dan, dan" ging ze voort, 't gezichtje in doddig gepoog om de kracht van 't dreigen bij te houden: "dan neem 'k 't broodmes van tante en dat steek 'k ze in d'r buik hè, oome? en dan snij 'k ze d'r hals af om zoo mijn vader te slaan hè, oome?"... Zij keek hem niet aan, staarde het raam uit, over het veld der plompe, roetgore daken. Daar zag ze 't gebeuren.
Wacht; dit moet je meenemen" en ze gaf 'm 'n reep chocolaad, "zeg nu meneer goeiennacht,... neem 'n stoel, zeg; ik kom zóó terug." "Nacht oome," zei 't kind gedwee, en Go proestte, terwijl ze de kamer uitliep; het was zóó dwaas, zoo'n elegante jongen, zoo'n hyper-verfijnde "oome" te hooren noemen.
't Was stil op de plaats. Zelfs 't geklop van den schoenmaker dat meestal naar boven echoode klonk niet, en d'overzij-ramen schenen verlaten. 't Kind naast 'm bij 't raam, boog 't hoofd diep voorover. "Wat hóog, oome, hè?" "Nou!" "As je d'r uitviel dan was je dóód oome, hè?" "Asjeblief!"...
Ik heb er een dag aan besteed om hem te leeren, dat hij er "oome" tegen zeggen zou; maar jij bent nooit tevreden, ouwe suffer.... Loop niet zoo ver weg, Kobus. Hier! hier!" "Daar zeg je nou waarachtig zelf Kobus; je bent 'n uilskuiken. Zoo zullen we er nooit komen, als jij zelf je vergist...." "Och! maak je niet moeielijk; ik weet wat best, wanneer ik op moet passen of niet.
"Hou nou je groote babbelbek maar es dicht," zait Griet. "Deer hê-je een avvekaatje." "Zoip, zwager, oome Jan is jarig!" Meteen neme ze elk een ferme wup oit er glassie. Nou kwam er an 't kakele gien end. De ien wist dut, de aar dat. Die praatte over der man, die over der lieve kind; de ien over der buurwaif en de are over de dure taid.
En aldoor glimlachend, vreemdelijk lachend tipte hij 't los met de nagels, hield het in de hand, draaide het om en om, dat het dofjes glimmerde in de grijzing van den huiskoker, als een blik stukje speelgoed. Saartje wakker geworden zag 't hem doen. "O!", zei ze, kindergeheimzinnig: "O.... oomè!...."
Z'n oog is zoo blauw, zoo blauw as..." ze zocht naar een beeld "zoo blauw as 'k weet nie-wat!... Wéet u dat oome?" "Ja, dat weet 'k"... "...Gemeen, hè, oome?... Smerig, hè? hè? om zoo maar te slaan. As ze na mijn 'n poot uitsteke, dan neem 'k dan neem 'k" groot werden 'r oogen bij 't hévig verzinnen "dan neem 'k 'n stok en sla 'k ze dóod de flikkers, om zoo mìjn vader te slaan!"
De pandjesbaas kijkt met zijn gluiperige oogen naar den knaap, die zeer ongegeneerd op den rand van het kopieertafeltje is gaan zitten en met beide handen over de voorpanden van zijn buisje strijkt, terwijl hij grinnikt en op eigenaardig doffen toon zegt "Dorus!...Dorus, heet ik... Oome, is 't nou goed?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek