Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 14 juli 2025
Het briefje, dat Adelgonde geheel bezig hield, luidde als volgt: "Dierbare jonkvrouw! "Hoe dikwijls ziet men, helaas! dat er zich voor onze dierbaarste wenschen onoverkomelijke hinderpalen in den weg plaatsen; hoe dikwerf worden wij in onze schoonste vooruitzichten droevig teleurgesteld, en zien wij den straks nog helderen horizont onzes levens zich weldra in donkere nevelen hullen.
De Abdisse nam het boek uit de handen der non, en het aan den jongeling toonende, vroeg zij hem, of hij de printen der Passie onzes Heeren, welke er in stonden, voor haar wilde schilderen.
Want vond Gawein niet Assentijns dochter, Ysabele eveneens geheeten, in den Burcht van Endi, waar het eerste Scaec werkelijk binnen dreef door het opene venster en nam hij haar niet en mede en huwde hij haar niet aan onzes Konings hove en stierf zij niet in kinderbedde! Arme Gawein: ontrouw was hij haar dikwijls al minde hij haar, zijn Ysabele, zijn lieve wijf, vol van deugden!
En toch, het is het welbehagen onzes Gods, dat er niet alleen onder ons, mannen, dienstknechten des Allerhoogsten en knechten des Heeren zullen zijn, om dag en nacht te staan in zijn voorhoven; maar ook elke Christenvrouw schiet tekort in haar roeping, zoo ze nog iets hoogers en begeerlijkers kent, dan om dien schoonsten eerenaam van »dienstmaagd des Heeren« te verwerven.
"Och neen! Neen, Mijnheer!" hernam de oude vrouw. "Doop uw handen niet in mijn bloed ik smeek u, bij de bittere passie onzes Zaligmakers, laat ons leven! Neem alles wat wij bezitten tot u." "Uw geld! Uw goud!" galmde een stem. Op deze woorden vatte de vrouw een kistje dat achter haar stond en wierp het naar de soldeniers.
Maar de voornaamste figuur, hoewel zij de minste plaats inneemt, is onzes inziens het menschenhoofd boven de hoofdfiguur aangebracht, en dat ongetwijfeld de zon moet voorstellen.
Dit verwondert u, nochtans zult gij met mij bekennen dat er een Fransman in Brugge is, die wij niet mogen doden: zijn bloed zou op onze hoofden terugvallen." "Mijnheer De Mortenay!" antwoordden vele stemmen. "Die ridder," hernam Deconinck, "heeft ons steeds met goedheid behandeld; hij heeft getoond dat de rampen onzes Vaderlands hem raakten.
Nauwelijks had zijne stem eenige jaren in de zalen onzes museums weergalmd, of de roem der Vlaamsche school spreidde zich opnieuw over alle gewesten uit, en de vreemdeling keerde zijn gezicht weder naar Antwerpen als naar de bron, waaruit ware kunst en diepe wetenschap te putten waren.
Hen in name onzer roemrijke vaderen verlossen van dit akelig lot, hen terugroepen tot het leven der ziel en des geestes, den naam en de taal onzes voorgeslachts weder met luister opbeuren uit de schande, dit is de schoone, de heilige taak, waaraan wij ons leven en onze vermogens hebben toegewijd. Is deze taak niet grootsch, niet edel genoeg?
Wie heeft Karel van Denemarken het edict op den balfaart ingeboezemd? Ha, ha, ik zou u sparen? Zeg vaarwel aan het leven: uw uur is gekomen!" "Bij de passie onzes Heeren, heb medelijden, o, dood mij niet!" kermde Ghyselbrecht. "Ik zal u niet dooden", schertste Burchard, als hadde hij vermaak gevonden in de zieltoging van zijn slachtoffer te verlengen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek