United States or North Korea ? Vote for the TOP Country of the Week !


In het gevaar verheft het stekelvarken zijn pennen, de kever houdt zich dood, de oude garde vormt zich in carré; deze man lachte. Vervolgens knipte hij een stofje van de mouw van zijn rok. Marius hernam: "Ge zijt ook de arbeider Jondrette, de comediant Fabantou, de dichter Genflot, de Spanjaard don Alvarès, en vrouw Balizard." "Vrouw? welke?" "En ge hebt te Montfermeil een kroeg gehouden."

Eenige aanwijzingen hadden hem zelfs toen reeds doen vermoeden, dat Valjean ten tweeden male in dat rijtuig plaats genomen en bereids den vorigen dag in de omstreken van dat dorp was geweest, want in het dorp zelf had men hem niet gezien. Wat hij in de omstreken van Montfermeil had gedaan, had men niet kunnen begrijpen. Nu begreep Javert het.

Hij, de man, had slechts één gedachte zich te verrijken. 't Gelukte hem niet. Aan dit groote talent ontbrak een geschikt tooneel. Thénardier werd te Montfermeil arm, zoo 't mogelijk is met niets arm te worden; in Zwitserland of in de Pyreneeën zou hij millionair zijn geworden. Maar waar het lot den herbergier bindt, moet hij grazen.

Toen Javert te Montfermeil kwam, vernam hij deze geschiedenis. De grootvader deed Jean Valjean verdwijnen. Evenwel deed Javert aan Thénardier eenige vragen, als om zijn geschiedenis te peilen. "Wie was deze grootvader en hoe heette hij?" Thénardier antwoordde onnoozel: "Een rijk landbouwer. Ik heb zijn pas gezien. Ik geloof, dat hij Guillaume Lambert heet."

Marius was als dronken, deze schilderij deed zijn vader om zoo te spreken herleven; 't was niet meer het uithangbord der kroeg van Montfermeil, 't was een verrijzenis; een graf opende zich, een schim richtte zich op.

De geneesheer nam zuster Simplicia ter zijde, en deze verhaalde hem, dat mijnheer Madeleine voor een paar dagen afwezend was, dat men gemeend had de zieke in haar waan te moeten laten, als zou mijnheer Madeleine naar Montfermeil zijn gereisd, terwijl 't overigens mogelijk was, dat zij juist geraden had. De geneesheer vond dit goed.

Op deze wijze kon zij evenwel weinig vorderen, niettegenstaande zij elk rustpunt verkortte en na ieder zoo lang en zoo snel mogelijk voortstapte. Met schrik dacht zij, dat er meer dan een uur verloopen zou, eer zij te Montfermeil terug was, en dat vrouw Thénardier haar slaan zou. Deze angst kwam nog bij haar schrik van zich des nachts in het bosch te bevinden.

Alles was zwart. "Neem dit, mijn kind," zei de man, "en kleed u spoedig." 't Begon te dagen toen de inwoners van Montfermeil, die hun deuren allengskens openden, in de Parijsche straat een armoedig gekleed man zagen voorbijgaan, die een in den rouw gekleed meisje met een groote pop in de armen, aan de hand hield. Zij gingen in de richting van Livry. 't Was onze man met Cosette.

De grootvader hield zich nochtans bij zijn meening en zeide: "Hij is verliefd; ik ken die dingen." Marius was nu en dan afwezig. "Waar zou hij toch heengaan?" vroeg tante. Zijn reisjes waren altijd van korten duur. Eens was hij naar Montfermeil gereisd om den last te vervullen, dien zijn vader hem had achtergelaten, en had er den ouden sergeant van Waterloo, den herbergier Thénardier gezocht.

Hij antwoordde met zachte stem: "Hoe gaat het met de arme vrouw?" "Niet erger op dit oogenblik. Maar wij zijn allen zeer ongerust geweest." Zij verhaalde hem, wat had plaats gehad; dat Fantine den vorigen avond zeer erg was geweest, doch nu veel beter was, wijl zij geloofde, dat mijnheer de maire naar Montfermeil was gegaan, om haar kind te halen.