Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 16 juni 2025
Bij zulke gelegenheden zijn we doodstil; kunnen praten noch lachen; verontwaardiging en meelij snoeren ons den mond. Een kennis van ons snapte dit eens, en zei: "Wij moeten het wel doen; hoe zouden wij met ons tientallen anders de orde en rust kunnen handhaven over duizenden en duizenden?
De menschen hadden 't haar, toen ze na zijn dood in Holland terugkwam, nog ondragelijker gemaakt dan het al was. Hun erbarmen had een wrange bijsmaak; ze voelde óver-sensitief in die dagen hun meelij niet alleen met haar verlies... maar met de vrouw die een Duitscher, een mof had getrouwd. Ze verborgen hun haat niet tegen dit volk.
Broed'ren slaan broed'ren; Zusterskind'ren Storten elkaars bloed, Vleeschlijk kwaad neemt toe, Het zijn zwaardtijden, akstijden; Schilden klieft men door, Stormtijden, moordtijden Tot de wereld sterft, En niemand meelij voelt Meer voor zijn nevenmensch. De Fimbul-winter.
Ben ik niet zoo in gunst als gij, niet zoo Door liefde omringd, hebt gij geluk, maar ik De ellend van onbemind te minnen, 't moest Veeleer uw meêlij wekken, niet uw smaad. HERMIA. Ik weet, begrijp niet, wat gij hiermee meent.
Naast zijn meisje, zijn zacht-triomfstralende, kloek-vrouwelijke, in fiere rijzing glanslachende meisje, was hij onbewust inférieur, als beschermd door haar, in zijn goedigen eenvoud een stil-pijnlijk meelij wekkend in Bernards ziel.
Het tweede gedeelte begint hier: "Mijn aanschijn toont...."; het derde hier: "En 't is of ik...."; het vierde: "Wie dus mij ziet...."; het vijfde: "Om Meelij...." Nadat ik dit geschreven had, wekte dit sonnet het verlangen in mij op om ook eenige woorden te zeggen over vier andere zaken mijnen toestand betreffende, welke mij schenen door mij nog niet duidelijk te zijn gemaakt.
Hetzelve heeft twee gedeelten: in het eerste roep ik de getrouwen der Liefde aan opdat zij naar mij luisteren mogen; in het tweede verhaal ik van mijnen ellendigen toestand. Het tweede begint hier: "Hen dank ik 't...." O komt en luistert naar mijn zuchte' en klachten, Gij eedle harten: Meelij roept u aan!
Achter bleef ze in 't schemerdonker, soezend voor zich heen. Nat werden d'r oogen, wazig. Ze wist niet waarom. Ze had 't niet kunnen zeggen. D'r kwam 'n malle, vreemde weemoed, 'n huilerig gevoel van meelij over d'r. Donkerder werd 't. Moeder bleef slapen. De vormen van meubels en kermisgerei, vreemder, vager.
En wèl zie ik, dat wil 'k ooit rust erlangen, 'k Vrouw Meelij, die met mij nooit meelij had, Mijn vijandin, ter hulpe roepen moet.
Ze voelde een gemis, en vooral meelij kinderlijk, goedhartig met dien armen stakker, die maar zoo kort had kunnen genieten van het lieve leven.... Ook haar ouders, een van haar zusters, haar eenigen broer en twee kinderen had ze overleefd, en elk sterfgeval had haar wel geschokt, beangstigd het geval zelf vooral, het zóó dichtbij zien sterven en haar dan ook voor een poos wat ernstiger, nadenkender gemaakt, maar, met haar aangeboren levenslust en haar krachtige en zoo geheel onbewuste zelfzucht, was ze dat ten slotte allemaal weer te boven gekomen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek