United States or Tunisia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Lumey, voort de scherven vertrappend, bulderde: Gij trotseert mij, armzalige nietdeug, maar gij ook zult gehangen worden, niet in eene schuur, maar schandelijk op de Markt, in het aanschijn van elkeen. Schande over u, sprak Uilenspiegel, schande over ons: soldatenwoord is geen gulden woord meer! Wilt gij zwijgen, ijzeren kop! riep messire Lumey.

Ik kan het hierbij laten. Alleen nog eere wien eere toekomt! Baedeker had ons niets te veel beloofd. Bij den kapelaan van Bristen hebben wij, dorstigen, ons ververscht: met den wijn uit zijn vat maar veel meer nog met den humor van zijn gul gemoed, met de kloekheid van zijn naïef geloof, en met het hartelijke roode aanschijn van zijne ronde zuster Barbara.

Dijne schoone ziel is rijk in deugden, rein en zuiver als een diamant; zij behaagt dijnen Gode, en, blijft zij zoo, dan zal zij eeuwig leven voor het aanschijn van den Onnoembare. Zeg mij, Rosa, indien du slechts ééne dezer twee schoonheden behouden mochts en de keus dij gelaten wierd, welke zouds du kiezen? HET MEISJE. O, ik behielde immer de zieleschoonheid.

Dit was al wat hij tegen zijne zwakheid vermocht: ze kennen. Het was waar dat zijn gansche leven éen leugen was geweest; maar die leugen, die eigenlijk niets meer dan de zorgzame aankleeding van zijne zwakheid was, vloeide voort uit de aandacht waarmede hij voortdurig beproefde, in het aanschijn der menschen, zijne gevoelens zoo vormrijk mogelijk te belichamen.

En het gapend graf ontving zijn lichaam, en de koude aarde bedekte den eenigen mensch, dien ik beminde op aarde.... En het was voor eeuwig! Dan zocht ik het geluk in de min. Rustig en arm leefde ik van het werk mijner handen, en het arbeidszweet vloeide menigmaal brandend op mijn aanschijn. Ik kreeg eene teedere vrouw en liefderijke kinderen.

TAMORA. En hier voor 's hemels aanschijn, zweer ik Rome: Kiest Saturninus de vorstin der Gothen, Een dienstmaagd zal zij voor zijn wenschen zijn, Een teed're voedster, moeder zijner jeugd. SATURNINUS. Bestijg het Pantheon, vorstin! Romeinen, Verzelt uw keizer en zijn lieve bruid, Een gave aan Saturninus van den hemel, Wiens wijs bestuur het noodlot heeft verkeerd.

En allen wendden ’t weenend aanschijn af, Geloovend, dat hun God een weêrzien spaarde, Omdat ze ’t innig wenschten, en zóo straf Een God, die scheidt, zich hùn niet openbaarde: De grijze, die zijn dorpje nooit verliet, Had daar gezwoegd, bemind, en liet er ’t leven; Waarom hij leven moest, dat wist hij niet: Gij waant u, zwerver, boven hem verheven.... Wat deedt gij, zoo de dood ù nederstiet, Dan leven, laten leven, leven geven?

Daar moeten we nu in, droomde Ernest, ge krijgt er een krieseling van .... men zou zeggen een menschenoven, en, luister, men hoort door mekaar de doffe harten beuken .... Al die harten zien beuken in ons aanschijn .... fluisterde Rupert; komaan, kerel, we storten in de wellust van deze hel!

De rijken in ons vrije Nederland willen niet rijk zijn ten koste van den armen werkman, die in 't zweet van zijn aanschijn of met verkleumde handen hunne kostelijke huizen bouwt of de weelde van hun salons helpt verhoogen. En de Nederlandsche fabrikanten en werkbazen, ook zij begeeren hun winsten niet ten koste van hen, die voor hen den arbeid verrichten.

De Heere zij geloofd, Die Jakobs aanschijn nu de tranen wil afwasschen, En in 't beloofde land bedelven eens onze asschen In ons voorvaders graf. Den Heer zij lof en prijs! Wij zullen niet meer zijn der dieren aas en spijs, De wreede Farao zal ons niet meer verheeren, De stamme Juda nu aanvanget te regeeren: Kom, Juda, als een leeuw! klimt nu ten hoogsten staat!